Des vridaghes na Sinte-Pauwelsdach in den afterwinter.
Aernoud, heer van Yselsteyne, Johan van Dronghelen, ridder en baljuw van Zuut-Hollant, Johan van Ontric, Heinric van Broechusen, Herman van Lockhorst, Alfaert van Lichtenberch en Gheeraert van Orsoyen oorkonden, dat de proost van (de uithof) Meersberch destijds op de rechtszitting aldaar heeft aangetoond, dat de borgen, die hij, de proost, had gesteld voor een ev. boete van 25 schild, te betalen aan Johan, zoon van heer Heinric - dit aangaande de gevangenneming van diens laten te Manderic - dat deze borgen nu na het sluiten van de zoen deze borgsom niet behoeven te betalen; waarmee zich de oorkonders akkoord hebben verklaard.
Des vridaghes na Sinte-Pauwelsdach in den afterwinter.
Aernoud, heer van Yselsteyne, Johan van Dronghelen, ridder en baljuw van Zuut-Hollant, Johan van Ontric, Heinric van Broechusen, Herman van Lockhorst, Alfaert van Lichtenberch en Gheeraert van Orsoyen oorkonden, dat de proost van (de uithof) Meersberch destijds op de rechtszitting aldaar heeft aangetoond, dat de borgen, die hij, de proost, had gesteld voor een ev. boete van 25 schild, te betalen aan Johan, zoon van heer Heinric - dit aangaande de gevangenneming van diens laten te Manderic - dat deze borgen nu na het sluiten van de zoen deze borgsom niet behoeven te betalen; waarmee zich de oorkonders akkoord hebben verklaard.
b. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.190, minder correct.
c. Gedrukte tekst van Hoevenaars in: A.A.U. 18(1890), blz.141-142, nr.6.
d. Getypte tekst in Map-Afschriften.