Schepenen van ‘s-Hertogenbosch oorkonden dat Mechteld, weduwe van Hendrik Aben, Rutger van Gemonde, man van Margareta, weduwe van Jan van [Hynen], en Godfried, zoon van Rodolf van der Stappen, hun hele deel en alle recht dat hen toekomt in een stukje erfgoed en de bijbehorende plaggen in de parochie van Boxtel op de plaats Holterhage, tussen Holterhage enerzijds en de gemene waterloop genaamd de ‘Waterlaet’ anderzijds, strekkend vanaf het erfgoed genaamd ‘Meer’ tot het klooster van Porta Celi richting Sint-Michielsgestel tot aan de gemeint, hebben overgedragen aan broeder Hendrik Buekentop, prior van Porta Celi, ten behoeve van het klooster, op voorwaarde dat de grond zal toebehoren aan de grondheer nadat [***] uit dat stukje land gegraven is.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Jan van Erp, zoon van Jan, en Gerard Balyart. i
Schepenen van ‘s-Hertogenbosch oorkonden dat Mechteld, weduwe van Hendrik Aben, Rutger van Gemonde, man van Margareta, weduwe van Jan van [Hynen], en Godfried, zoon van Rodolf van der Stappen, hun hele deel en alle recht dat hen toekomt in een stukje erfgoed en de bijbehorende plaggen in de parochie van Boxtel op de plaats Holterhage, tussen Holterhage enerzijds en de gemene waterloop genaamd de ‘Waterlaet’ anderzijds, strekkend vanaf het erfgoed genaamd ‘Meer’ tot het klooster van Porta Celi richting Sint-Michielsgestel tot aan de gemeint, hebben overgedragen aan broeder Hendrik Buekentop, prior van Porta Celi, ten behoeve van het klooster, op voorwaarde dat de grond zal toebehoren aan de grondheer nadat [***] uit dat stukje land gegraven is.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Jan van Erp, zoon van Jan, en Gerard Balyart.