Wouter, zoon van wijlen Peter van Tuyl, notaris, oorkondt dat zuster Engelberta, dochter van Jan Tilman, als novice van het klooster Sint-Elisabethsdal van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel, voorafgaand aan haar professie al haar erfgoederen en bare goederen, roerende en onroerende, aan het klooster geschonken heeft en alle rechten en handelingen die zij in die goederen heeft en in de toekomst zal hebben ten behoeve van het convent en de zusters in de dode hand heeft gebracht om iemand van het klooster aan te wijzen en plechtig aan te stellen om de administratie te doen, met de macht om iemand of meerderen in haar plaats te nemen en als echte, zekere, onbetwiste en wettige procuratoren aan te stellen die in haar naam voor haar zullen eisen, heffen, ontvangen, rekeningen geven, handelen, verkopen, toewijzen en vervolgen bij personen of rechters, geestelijk en wereldlijk.
Alle voornoemde goederen in het klooster zullen ten behoeve van de zusters en het convent ter beschikking worden gesteld en uitgekeerd. Engelberta belooft onder ede deze schenking en bepaling van waarde te houden. Na onderzoek en ondervraging door de aanwezige prelaat, het aanroepen van de Heilige Geest door gebeden en gesproken en gelezen lezingen, en het opdragen van de mis is zuster Engelberta naar het altaar gegaan met in haar hand een papieren briefje waarop in de volkstaal de tekst van haar professie geschreven is. Zij heeft dit briefje in bijzijn van de prelaat publiekelijk en begrijpelijk voorgelezen. (hierna volgt de belofte in het Middelnederlands).
Zuster Anthonia van Etten, procuratrice van het klooster, heeft aan notaris Wouter, zoon van wijlen Peter van Tuyl, gevraagd om van alle beloftes een of meerdere notarisakten op te maken.
Gedaan in de kapel van het klooster in het bijzijn van meester Jan Vinckenrode, Dirk van der Ahorst, Andreas Willemszn., Engelbrecht van den Berselaer en Peter van der Loe en vele andere getuigen. i
Wouter, zoon van wijlen Peter van Tuyl, notaris, oorkondt dat zuster Engelberta, dochter van Jan Tilman, als novice van het klooster Sint-Elisabethsdal van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel, voorafgaand aan haar professie al haar erfgoederen en bare goederen, roerende en onroerende, aan het klooster geschonken heeft en alle rechten en handelingen die zij in die goederen heeft en in de toekomst zal hebben ten behoeve van het convent en de zusters in de dode hand heeft gebracht om iemand van het klooster aan te wijzen en plechtig aan te stellen om de administratie te doen, met de macht om iemand of meerderen in haar plaats te nemen en als echte, zekere, onbetwiste en wettige procuratoren aan te stellen die in haar naam voor haar zullen eisen, heffen, ontvangen, rekeningen geven, handelen, verkopen, toewijzen en vervolgen bij personen of rechters, geestelijk en wereldlijk.
Alle voornoemde goederen in het klooster zullen ten behoeve van de zusters en het convent ter beschikking worden gesteld en uitgekeerd. Engelberta belooft onder ede deze schenking en bepaling van waarde te houden. Na onderzoek en ondervraging door de aanwezige prelaat, het aanroepen van de Heilige Geest door gebeden en gesproken en gelezen lezingen, en het opdragen van de mis is zuster Engelberta naar het altaar gegaan met in haar hand een papieren briefje waarop in de volkstaal de tekst van haar professie geschreven is. Zij heeft dit briefje in bijzijn van de prelaat publiekelijk en begrijpelijk voorgelezen. (hierna volgt de belofte in het Middelnederlands).
Zuster Anthonia van Etten, procuratrice van het klooster, heeft aan notaris Wouter, zoon van wijlen Peter van Tuyl, gevraagd om van alle beloftes een of meerdere notarisakten op te maken.
Gedaan in de kapel van het klooster in het bijzijn van meester Jan Vinckenrode, Dirk van der Ahorst, Andreas Willemszn., Engelbrecht van den Berselaer en Peter van der Loe en vele andere getuigen.