Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Godfried, zoon van wijlen Wouter van Middegael, en Lambert, zoon van wijlen Gerard van den Broeck, proosten van de Onze Lieve Vrouwe Broederschap in de Sint-Janskerk te ’s-Hertogenbosch, een jaarlijkse erfcijns van negen Rijnsgulden overdragen aan meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van Jan van Berkel, zoon van wijlen Gerard, te voldoen uit een huis, erf en tuin en de daaraan grenzende erfgoederen, zowel akkerland als weiland, ongeveer twee mud, vier scharen en een halve bunder land omvattend, in de parochie van Someren, op de plaats genaamd ‘sHynen’, tussen de gemene straat enerzijds en het erfgoed van Maarten, zoon van wijlen Gerard Moens alias Keteler, anderzijds, alsmede uit een stuk weiland van twee bunder, gelegen te Someren tussen het erfgoed van Gozewijn van Veen enerzijds en de Aa anderzijds, welke cijns meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van de broederschap van Paul, zoon van wijlen Hendrik van Dirwen, man en voogd van Bela, dochter van wijlen Gerard van Berkel, verworven had.
Getuigen: schepenen van ‘s-Hertogenbosch: Lambert van den Broeck en Jan, zoon van Jan Arnts van Vladeracken. i
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Godfried, zoon van wijlen Wouter van Middegael, en Lambert, zoon van wijlen Gerard van den Broeck, proosten van de Onze Lieve Vrouwe Broederschap in de Sint-Janskerk te ’s-Hertogenbosch, een jaarlijkse erfcijns van negen Rijnsgulden overdragen aan meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van Jan van Berkel, zoon van wijlen Gerard, te voldoen uit een huis, erf en tuin en de daaraan grenzende erfgoederen, zowel akkerland als weiland, ongeveer twee mud, vier scharen en een halve bunder land omvattend, in de parochie van Someren, op de plaats genaamd ‘sHynen’, tussen de gemene straat enerzijds en het erfgoed van Maarten, zoon van wijlen Gerard Moens alias Keteler, anderzijds, alsmede uit een stuk weiland van twee bunder, gelegen te Someren tussen het erfgoed van Gozewijn van Veen enerzijds en de Aa anderzijds, welke cijns meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van de broederschap van Paul, zoon van wijlen Hendrik van Dirwen, man en voogd van Bela, dochter van wijlen Gerard van Berkel, verworven had.
Getuigen: schepenen van ‘s-Hertogenbosch: Lambert van den Broeck en Jan, zoon van Jan Arnts van Vladeracken.