Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat nadat Hendrika, dochter van wijlen Jan Wouterszn., weduwe van Peter [Ach]ten, het vruchtgebruik dat haar toekomt in een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge, die Wouter, zoon van wijlen Godfried Roestenberch, beloofd had te geven aan Willem Hinckart voor de ene helft en voor de andere helft aan vrouwe Hadewijch, weduwe van Nicolaas van Beerze, zoon van wijlen Gerard van Beerze, uit twee bunder weiland in de parochie van Boxtel te Liempde, tussen het erfgoed van Nicolaas Coel van der Lynden enerzijds en van Lambert, zoon van wijlen Denckin genaamd van den [Acker] anderzijds, en haar vruchtgebruik in een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge uit een erfpacht van twaalf mud, te voldoen uit het ‘Aude Venne’, deels akker en deels weiland, in de parochie van Oirschot, in de herdgang van Oerle, tussen het erfgoed van Gillis de Cremer enerzijds en van Arnoud van der A[ft]ter en zijn kinderen anderzijds, alsmede uit de helft van de ‘Nuwe venne’, deels akker en deels weiland, ook daar gelegen, alsmede uit de helft van het weiland ‘die [Geestar]t’, gelegen aldaar, ook uit de helft van het weiland de ‘Nuwenbeempt’, gelegen aldaar, overgedragen had aan Rodolf, haar zoon,
dat Rodolf de genoemde erfpacht van een mud rogge en van een mud rogge uit de erfpacht van twaalf mud heeft overgedragen aan Jacob, zoon van wijlen Gerard Robbrechtszn., molenmaker.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Lambert van den Broeck en Adriaan van Eijndhoudts. i
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat nadat Hendrika, dochter van wijlen Jan Wouterszn., weduwe van Peter [Ach]ten, het vruchtgebruik dat haar toekomt in een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge, die Wouter, zoon van wijlen Godfried Roestenberch, beloofd had te geven aan Willem Hinckart voor de ene helft en voor de andere helft aan vrouwe Hadewijch, weduwe van Nicolaas van Beerze, zoon van wijlen Gerard van Beerze, uit twee bunder weiland in de parochie van Boxtel te Liempde, tussen het erfgoed van Nicolaas Coel van der Lynden enerzijds en van Lambert, zoon van wijlen Denckin genaamd van den [Acker] anderzijds, en haar vruchtgebruik in een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge uit een erfpacht van twaalf mud, te voldoen uit het ‘Aude Venne’, deels akker en deels weiland, in de parochie van Oirschot, in de herdgang van Oerle, tussen het erfgoed van Gillis de Cremer enerzijds en van Arnoud van der A[ft]ter en zijn kinderen anderzijds, alsmede uit de helft van de ‘Nuwe venne’, deels akker en deels weiland, ook daar gelegen, alsmede uit de helft van het weiland ‘die [Geestar]t’, gelegen aldaar, ook uit de helft van het weiland de ‘Nuwenbeempt’, gelegen aldaar, overgedragen had aan Rodolf, haar zoon,
dat Rodolf de genoemde erfpacht van een mud rogge en van een mud rogge uit de erfpacht van twaalf mud heeft overgedragen aan Jacob, zoon van wijlen Gerard Robbrechtszn., molenmaker.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Lambert van den Broeck en Adriaan van Eijndhoudts.
Aantekening rechts onder de pliek:
littera secundario ingrossata propter causam prout in libro (namelijk omwille van het verlies van de oorkonde)