Archieven

Mijn Studiezaal (inloggen)

2131 Clarissen Megen

Ga naar uitgebreid zoeken

2131 Clarissen Megen

Kenmerken
Inleiding
Inventaris

Delen

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)

Inleiding

Historisch overzicht

Het archief

De publicatie

Toelichting bij de regesten

Raadpleging van het archief

197 beschreven archiefstukken

196 gedigitaliseerd

totaal 196 bestanden

Delen

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)

Inventaris

Regesten

Toon details van deze beschrijving

1 28 augustus 1390.
Albert, zoon van wijlen Jan de Aggere, heeft aan Gerard van Berze, zoon van wijlen Gerard van Berze, beloofd een jaarlijkse erfpacht van tien lopen rogge te geven uit een stuk land in de parochie van Boxtel op de plaats Onrode, op de plaats ‘Opt Rullen’, tussen het erfgoed van Willem Mynnemeer enerzijds en van Dirk Scut en Mathias van Vught anderzijds, en uit de weg die daar rechtens bij hoort. Albert heeft dit stuk land met de weg verkregen van Gerard van Berze voor twee en een halve oude groot Tournois jaarlijks en voor de voornoemde pacht in bijzijn van de schepenen van Den Bosch.
Getuigen: schepenen van ‘s-Hertogenbosch: Gerard van Vladeracken en Gozewijn Steenwech. i

2 21 oktober 1390.
Gerlach van Keeldonc, zoon van wijlen Hendrik Kelneer, van Boxtel, heeft aan Willem, zoon van wijlen Willem Broeder, de helft van een weiland verkocht in de parochie van Boxtel, op de plaats genaamd ‘de Hulsdonc’, tussen het erfgoed van Sofie, weduwe van Arnoud de Globo, enerzijds en van heer Hendrik, natuurlijke zoon van wijlen Jacob, koster van Boxtel, anderzijds. De verkoper belooft aan de koper vrijwaring en elke heffing af te doen, behalve voor twee en halve oude groot jaarlijks te betalen aan de heer van Boxtel uit de helft van het weiland.
Getuigen: schepenen van ‘s-Hertogenbosch: Jacob Loze en Jacob Steenwech. i

3 26 april 1403.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Alard en Hille, wettige kinderen van wijlen Heymans van Emmichoven, een schepenoorkonde van Boxtel hebben overgedragen aan Engelbrecht van den Berselaer, waarin staat dat Jan Rolofssoen ‘ Aen Ghenen Bosch’ verkocht heeft aan Willem, Alard en Hille, kinderen van wijlen Heymans van Emmichoven, tegen een jaarlijkse erfpacht van een half mud rogge, te leveren in Boxtel binnen de bruggen. i

4 23 juli 1431.
Schepenen van ‘s-Hertogenbosch oorkonden dat Mechteld, weduwe van Hendrik Aben, Rutger van Gemonde, man van Margareta, weduwe van Jan van [Hynen], en Godfried, zoon van Rodolf van der Stappen, hun hele deel en alle recht dat hen toekomt in een stukje erfgoed en de bijbehorende plaggen in de parochie van Boxtel op de plaats Holterhage, tussen Holterhage enerzijds en de gemene waterloop genaamd de ‘Waterlaet’ anderzijds, strekkend vanaf het erfgoed genaamd ‘Meer’ tot het klooster van Porta Celi richting Sint-Michielsgestel tot aan de gemeint, hebben overgedragen aan broeder Hendrik Buekentop, prior van Porta Celi, ten behoeve van het klooster, op voorwaarde dat de grond zal toebehoren aan de grondheer nadat [***] uit dat stukje land gegraven is.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Jan van Erp, zoon van Jan, en Gerard Balyart. i

5 9 juli 1433.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Jan de Becker, zoon van wijlen Marcelis Maeszn., een jaarlijkse erfpacht van een sister rogge heeft overgedragen aan Jan de Scoteldreyer, die Jan de Scoteldreyer, zoon van Mathias de Scoteldreyer, beloofd had te geven aan Jan de Becker uit een stuk land in de parochie van Schijndel, op de plaats Wijbosch, tussen het erfgoed van Jan de Scoteldreyer enerzijds en aan beide zijden strekkend met het ene eind aan de gemene plaats daar en met het andere eind aan het erfgoed van de kinderen van wijlen Lambert Slaetszn., alsmede uit een stuk heide in de parochie van Aarle en Beek, op de plaats ‘in dat Schoetvelt aen die donc’, welke erfgoederen Jan de Scoteldreyer van Jan de Becker voor de genoemde pacht en andere lasten die daaruit eerst moeten worden voldaan, in pacht verworven had.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Godfried van Erp en Rutger van Geldrop. i

6 22 december 1436.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Ludolf, zoon van wijlen Ludolf, man van Aleid, dochter van wijlen Leonius van Erpe, door Leonius en Elisabeth, dochter van wijlen Willem Bac, zoon van wijlen Mathias, verwekt, een jaarlijkse erfpacht van tien lopen rogge heeft overgedragen aan Margareta, dochter van wijlen Jan Carnauwe, weduwe van Egidius van Strathen, kramer; deze pacht had Albert, zoon van wijlen Jan de Aggere, beloofd te geven aan Gerard van Berze, zoon van wijlen Gerard van Berze, uit een stuk land in de parochie van Boxtel, op de plaats Onrode, op de plaats ‘Opt Rullen’, tussen het erfgoed van Willem Mynnemeer enerzijds en van Dirk Scutt en Mathias van Vught anderzijds, én uit de weg die daar rechtens bijhoort, en had Mathias Back, zoon van wijlen Mathias, verworven van Gerard van Berze, zoon van wijlen Gerard van Berze. De pacht zal onmiddellijk na de dood van Margareta erfelijk toekomen aan de kinderen die door haar en wijlen Egidius zijn verwekt.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Gerard Balyart en Nicolaas van Beers. i

7 24 september 1444.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Heilwich, dochter van wijlen Hendrik Neven, en Hendrik Neven, zoon van Udo Jacobszn., aan Lambert van Doernen, zoon van Christiaan, ten behoeve van Elisabeth, weduwe van Wellinus van Beke, de helft van een weiland hebben verkocht dat hen toekomt in de parochie van Boxtel, op de plaats ‘In dElsbroec’, naast de plaats de ‘Hulsdonc’, tussen het erfgoed van Andreas Aben enerzijds en van Jacob van Geffen anderzijds, strekkend naar het erfgoed van Wouter Colen van Oerle tot het erfgoed van de heer van Boxtel; de andere helft van dit weiland behoort toe aan Jacob van Geffen. Heilwich en Hendrik beloven elke last voor Elisabeth af te doen, behalve voor de hooitiend en een grondcijns van drie oude groot.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Jan van Erp en Willem de Joede. i

8 1 juli 1446.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Willem en Elisabeth, kinderen van wijlen Udeman van Bruheze, en Jan van den Doren, man van Hendrika, dochter van wijlen Udeman, het weiland ´den Groten Beempt’ hebben verkocht aan Lambert van Doernen, zoon van Christiaan, ten behoeve van Elisabeth, weduwe van Wellinus van Beke. Dit weiland was eertijds van Willem, zoon van wijlen Willem genaamd Bastart van Boxtel, was, en gelegen in de parochie van Boxtel, op de plaats genaamd ‘tHildbroec’, tussen het weiland ‘den Cleynen Beempt’, vandaag verkocht aan Bartholomeus de Momboir door Willem, Elisabeth en Jan van den Doren, met een tussenliggende gracht enerzijds en tussen het erfgoed van Dirk van den Asch anderzijds, strekkend vanaf het erfgoed ‘Hoggendonc’ tot het erfgoed van wijlen Jacob van Geffen, zoals het genoemde weiland met de sloot gelegen is en aan de genoemde wijlen Willem, zoon van wijlen Willem Bastart van Boxtel, toebehoorde. Willem, Elisabeth en Jan beloven elke verplichting af te doen, behalve voor de grondcijns van een halve oude groot uit het genoemde weiland en de lasten van de wegen die door dat weiland lopen.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Arnoud Monix, zoon van Gijsbert, en Gozewijn Toelinc. i

9 11 januari 1448 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Peter, zoon van wijlen Gerard Coeleman, beloofd heeft een jaarlijkse erfpacht van drie mud rogge te betalen aan Thomas, zoon van wijlen Gerard Coeleman, uit een huis, erf, tuin en aangrenzende erfgoederen, ongeveer zes lopen groot in de parochie van Haaren op de plaats Belver, tussen het erfgoed van Wouter van den Hezeacker enerzijds en van Peter Poynenborch anderzijds, strekkend vanaf de gemene weg naar de gemene straat, alsmede uit alle andere erfgoederen die Peter nu heeft en in de toekomst zal hebben. Peter heeft aan Thomas beloofd alle genoemde onderpanden voor de betaling van de pacht van waarde te houden.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Ludolf Buck en Marcelis van Uden. i

10 12 januari 1449 (gedateerd volgens kerststijl, gehanteerd door de schepenbank van Boxtel).
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Klaas, wettige zoon van Aart Laurenszoen van Engelen, Laurens, wettige zoon van Aart Laurenszoen van Engelen, Wouter Herbrechszoen, wettige man en voogd van Catharina, wettige dochter van Aart Laurenszoen van Engelen, Jan Parman, wettige man en voogd van Aleid, wettige dochter van Aart Laurenszoen van Engelen, en Aart, wettige zoon van Liesbeth, wettige dochter van Aart Laurenszoen van Engelen, een erfdeling gemaakt hebben betreffende de goederen die hun toegevallen zijn na de dood van hun vader en moeder:
Wouter, man en voogd van Catharina, heeft gekregen:
- een stuk land geheten ‘den Bruggeacker’
- een stuk land geheten ‘den Wouwenberch’, gelegen tussen het erfgoed van Heilwich Molengraeff enerzijds en Heyn Avenyoen anderzijds
- een vijfde deel in een heideveld, gelegen tussen het erfgoed van de erfgenamen van Hein Sutkens en Jan Elias enerzijds en het erfgoed van de voornoemde Klaas en Laurens, kinderen van de voornoemde Aart anderzijds
- een half deel in vijf delen, de ene in een rij naar de andere, te weten: één gelegen in Laerbeemde, het andere gelegen ‘Aen die Loebrugge’ en in de ‘Doylegge’, de andere twee in het ‘Aabroeck’, en het vijfde in de ‘Enddenbeemde’
- een keuterrecht op de gemeint van Kempen.
Voornoemde Klaas, Laurens, Jan Parman en Aart hebben beloofd dit bestendig te houden en alle hinder weg te nemen. Wouter heeft beloofd om alle cijns en last waar hij voor te boek staat, te betalen. Mocht er enige last op komen die men nog niet kent, dan zullen ze die gelijkelijk dragen. i

11 15 februari 1452 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Thomas, zoon van wijlen Gerard Coeleman, een jaarlijkse erfpacht van twee mud rogge heeft overgedragen aan Jan, zoon van wijlen Hendrik Tielmanszn. van den Zande, uit een jaarlijkse erfpacht van drie mud rogge die hij beloofd had aan Peter, zoon van wijlen Gerard Coeleman, uit een huis, erf, tuin en de bijbehorende erfgoederen, ongeveer zes lopen groot in de parochie van Haaren op de plaats Belver, tussen het erfgoed van Wouter van den Hezeacker enerzijds en van Peter Poynenborch anderzijds, alsmede uit alle overige erfgoederen die Peter nu heeft en in de toekomst zal hebben.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Willem Dicbier, zoon van Jan, en Arnoud Groetart van Os. i

12 23 februari 1454 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Elisabeth, weduwe van Wellinus van Beke, de helft die Heilwich, dochter van wijlen Hendrik Neven, en Hendrik Neven, zoon van Udo Jacopssoen, toekomt in een weide, overgedragen heeft aan Willem Colensoen, kanunnik in ’s-Hertogenbosch; deze weide lag in de parochie van Boxtel, op de plaats genaamd ‘dElsbroeck’, naast de plaats genaamd ‘die Hulsdonc’, tussen het erfgoed van Andreas Aben enerzijds en van Jacob van Geffen anderzijds en was verkocht door Heilwich, dochter van wijlen Hendrik Neven, en Hendrik Neven, zoon van Udo Jacopssoen, aan Lambert van Doernen, zoon van Christiaan, ten behoeve van Elisabeth. Elisabeth belooft aan Willem dat ze elke verplichting zal afdoen, op voorwaarde dat het weiland te schoot en te loot en te landrecht zal staan zoals andere wereldlijke goederen.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Gerard van Vladeracken en Gozewijn van Beek. i

13 23 februari 1454 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Elisabeth, weduwe van Wellinus van Beke, het weiland ‘den Groten Beempt’ overgedragen heeft aan Willem Colenzn., kanunnik in ‘s-Hertogenbosch; dit weiland was eertijds van Willem, zoon van wijlen Willem genaamd Bastart van Boxtel, en is gelegen in de parochie van Boxtel, op de plaats genaamd ‘TtHildbroek’, tussen het weiland ‘den Cleynen Beempt’, met een gracht daar tussenliggend enerzijds en tussen het erfgoed van Dirk van den Asch anderzijds, en was verkocht door Willem en Elisabeth, kinderen van wijlen Udeman van Bruheze, en Johanna van den Doren aan Lambert van Doernen, zoon van Christiaan, ten behoeve van Elisabeth. Elisabeth belooft aan Willem dat ze elke verplichting zal afdoen, op voorwaarde dat het weiland te schoot en te loot en te landrecht zal staan zoals andere wereldlijke goederen.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Gerard van Vladeracken en Gozewijn van Beek. i

14 6 juli 1454.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Willem Hinckart, man van vrouwe Gizenrade, dochter van wijlen Leonius van Erp, zoon van wijlen Jan, door Leonius en vrouwe Postuluna, dochter van wijlen Gerard van Beerze, zoon van wijlen Nicolaas van Beerze, verwekt, en vrouwe Hadewich, weduwe van Nicolaas van Beerze, zoon van wijlen Gerard van Beerze, een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge hebben overgedragen aan Dirk Hoeghe, zoon van wijlen Arnoud; Wouter, zoon van Godfried Roestenberch, had hiervoor twee bunder in de parochie van Boxtel in pacht verworven van Willem Hinckart, vrouwe Hadewich en Emond Rover, en beloofd de ene helft van de erfpacht aan Willem Hinckart te geven en de andere helft aan vrouwe Hadewic; de twee bunder waren gelegen te Liempde tussen het erfgoed van Nicolaas Coel van der Liinden enerzijds en van Lambert, zoon van wijlen Deenkin van den Ecker, anderzijds, en liggen nu tussen de openbare weg enerzijds en het erfgoed van Godfried Colenzn. en enkele andere mannen anderzijds. Willem Hinckart en vrouwe Hadewich hebben als hoofdschuldenaars verdeeld beloofd, namelijk elk voor de helft, dat zij Dirk Hoege over deze erfpacht de verschuldigde waarschap zullen bieden en dat zij ervoor zullen zorgen dat de onderpanden voor de lossing van de pacht voldoende zullen zijn.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Jan Waerloes, zoon van Jan, en Gozewijn van Beek. i

15 [2]7 [mei] 1457.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch vidimeren een oorkonde met als belanghebbende Elisabeth, dochter van Mathijs Walrami, betreffende drie mud rogge te Oisterwijk onder Heukelom. i

16 10 september 1467.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Arnoud Haeck, man van vrouwe Heilwich, dochter van wijlen Wouter Pijnappel, de helft die eertijds toebehoorde aan Wouter en nu aan Arnoud en Heilwich, in de helft van een tuin te Boxtel, gelegen op de Koppel richting de molen, tussen het erfgoed van de heer van Boxtel aan beide zijden en met beide einden, heeft verkocht aan Gerard de Wolf, op voorwaarde dat Arnoud aan Gerard het bedrag zal geven mocht in de toekomst blijken dat daar langs gerechtelijke weg iets moet uit betaald worden.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Maarten, zoon van Nicolaas Martens, en Willem Pyckevet. i

17 10 september 1467.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Jan, zoon van Rodolf van Bladel, zijn blijkende penningen heeft laten zien om krachtens het naastingsrecht de helft van een tuin te Boxtel, gelegen op de Koppel richting de molen, verkocht aan Gerard de Wolf door Arnoud Haeck, terug te kopen en dat Gerard voor genoemde Jan is geweken en erkend heeft dat Jan het naastingsrecht heeft in die helft van de tuin.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Maarten, zoon van Nicolaas Martens, en Willem Pyckevet. i

18 10 september 1467.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat nadat Jan, zoon van Rodolf van Bladel, zijn blijkende penningen heeft laten zien om krachtens het naastingsrecht de helft van een tuin te Boxtel, gelegen op de Koppel richting de molen, verkocht aan Gerard de Wolf door Arnoud Haeck, terug te kopen en Gerard voor genoemde Jan is geweken en erkend heeft dat Jan het naastingsrecht heeft, genoemde Jan zijn gehele recht van terugkoop in de genoemde helft van een tuin heeft overgedragen aan Gerard.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Maarten, zoon van Nicolaas Martens, en Willem Pyckevet. i

19 20 december 1468.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Bartholomeus de Momboir aan Aart Lucas Momboirszn., zijn neef, ten behoeve van de zusters van de derde orde van Sint-Franciscus (te Boxtel) zijn recht gegeven heeft op een huis, hof en hofstede Cronenborch, gelegen in de parochie van Boxtel tussen het erf van Bartholomeus enerzijds en de Dommel anderzijds, strekkend van de Dommel naar de openbare weg. i

20 10 april 1469.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Laurens, zoon van wijlen Hendrik Leenkens, een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge, maat van Heeze en Leende, te leveren uit een weiland in de parochie van Geldrop, in de jurisdictie van Heeze, gelegen tussen het erfgoed van Jan, zoon van Nicolaas Bathenzoon, enerzijds en van Jan, zoon van Hendrik Theenkenszoon, anderzijds, strekkend vanaf het erfgoed van Hendrik Theenkenszoon naar de gemene plaats,
alsmede uit een stuk heide in Geldrop op de plaats Braeckhuysen, tussen het erfgoed van Laurens, zoon van Willem Agnesen, enerzijds en van Hendrik Raessen anderzijds, strekkend vanaf het erfgoed van Jan van Risingen naar de gemeint, heeft verkocht aan Jan, zoon van wijlen Hendrik Tyelmans.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Simon de Hoesch en Jan Spijker. i

21 16 oktober 1471.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat heer Willem, zoon van wijlen Wouter, zoon van wijlen Wouter van Oerle, kanunnik in Den Bosch, de helft die toebehoort aan Heilwich, dochter van wijlen Hendrik Neven, en Hendrik Neven, zoon van Udo Jacobszn., in een weiland in de parochie van Boxtel, op de plaats ‘dElsbroeck’, naast de plaats ‘die Hulsdonc’, tussen het erfgoed van Andreas Aben enerzijds en van Jacob van Geffen anderzijds, welke voornoemde helft heer Willem verworven had van Elisabeth, weduwe van Wellinus van Beke, overgedragen heeft aan Bartholomeus, zoon van wijlen Jan Meeuszn., en aan Willem, zoon van wijlen Hendrik Heymerixzn.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Dirk de Borchgreve en Jan Pijnappel. i

22 16 oktober 1471.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat heer Willem, zoon van wijlen Wouter, zoon van wijlen Wouter van Oerle, kanunnik in Den Bosch, de helft van een weiland in de parochie van Boxtel, op de plaats ‘die Hulsdonc’, tussen het erfgoed van Sofie, weduwe van Arnoud de Globo, enerzijds en van heer Hendrik, natuurlijke zoon van wijlen Jacob, pastoor van Boxtel, anderzijds, welke helft Wouter, zoon van wijlen Wouter van Oerle, van Willem, zoon van wijlen Willem Broeder, verworven had, heeft overgedragen aan Bartholomeus, zoon van wijlen Jan Meeuszn., en aan Willem, zoon van wijlen Hendrik Heymerixzn.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Dirk de Borchgreve en Jan Pijnappel. i

23 16 oktober 1471.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat heer Willem, zoon van wijlen Wouter, zoon van wijlen Wouter van Oerle, kanunnik in Den Bosch, de helft die Gloria, dochter van wijlen Hendrik Kelnere van Boxtel, toekomt in een weiland ‘die Hulsdonc’, in de parochie van Boxtel, tussen het erfgoed van Sofie, weduwe van Arnoud de Globo, enerzijds en van heer Hendrik Coster, priester, anderzijds, welke helft Wouter, zoon van wijlen Wouter van Oerle, van Gloria, dochter van wijlen Hendrik Kelnere van Boxtel, gekocht had, heeft overgedragen aan Bartholomeus, zoon van wijlen Jan Meeuszn., en aan Willem, zoon van wijlen Hendrik Heymerixzn.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Dirk de Borchgreve en Jan Pijnappel. i

24 30 december 1471 (gedateerd volgens kerststijl, gehanteerd door de schepenbank van Boxtel).
Hendrik en Willem van Cronenborch, nakomelingen van Johan van Cronenborch, ridder, mede-erfgenamen van een hofstede, huis en plaats in de heerlijkheid van Boxtel, genaamd het huis van Cronenborch, dat hij gebouwd heeft, wetend dat (Hendrik van Ranst), heer van Boxtel, hun neef, en andere familieleden dit complex gegeven hebben om er een klooster te stichten voor devote maagden en vrouwen van de derde orde van Sint-Franciscus, stemmen op verzoek van de zusters om Gods wil en omwille van het zieleheil van Johan van Cronenborch en van hen in met de schenking van de hofstede, huis en plaats van Cronenborch met toebehoren zoals de zusters die nu hebben volgens de stichting door de heer van Boxtel. i

25 17 januari 1472.
Lodewijk van Bourbon, bisschop van Luik, oorkondt dat Hendrik van Ranst, ridder, heer van Boxtel en Kessel, zijn huis en hof Cronenborch met twee tuintjes, gelegen in de heerlijkheid Boxtel, heeft geschonken om er naar het voorbeeld van het zusterklooster in Hasselt een vrouwenklooster van de derde regel van de Orde van Sint-Franciscus op te richten en hecht zijn goedkeuring aan de stichting van dit klooster, genaamd Sint-Elisabethsdal. i

26 21 januari 1472.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Bartholomeus de Momboir de oudste twee kleine hoeven heeft overgedragen aan Jan Eliaszn. van Lucell en Aart Lucas Momboirszn., zijn neven, gelegen in de parochie van Boxtel met aan de ene zijde de Dommel en aan de andere zijde helemaal rond de Koppel, erfgoed van de heer van Boxtel, voor een schuld die wijlen vrouwe Catharina van Drongelen, vrouwe van Cronenborch, verschuldigd was aan de kerkfabriek van Boxtel, op voorwaarde dat Jan en Aart de hoeven mogen verkopen en van de hand doen en dat de winst en opbrengst uit dit goed ten goede zal komen aan de kerkfabriek van Boxtel. i

27 16 februari 1473 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Willem, zoon van wijlen Dirk genaamd Jannes van Boxtel, in afwezigheid van het klooster Sint-Elisabethsdal van de zusters van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel zijn blijkende penningen heeft laten zien om krachtens het naastingsrecht de helft van de helft van een tuin terug te kopen, gelegen in de parochie van Boxtel, op de Koppel richting de molen, die door Leonius en meester Jordaan, broers, kinderen van wijlen Gerard de Wolff, overgedragen is aan Frank van Langel ten behoeve van het klooster.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Arnoud van Campen en Herman Coenen. i

28 16 februari 1473 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat nadat Willem, zoon van wijlen Dirk genaamd Jannes van Boxtel, in afwezigheid van iemand van het klooster Sint-Elisabethsdal van de zusters van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel zijn blijkende penningen heeft laten zien om krachtens het naastingsrecht de helft van de helft van een tuin terug te kopen, gelegen te Boxtel, op de Koppel richting de molen, overgedragen aan Frank van Langel ten behoeve van het klooster door Leonius en meester Jordaan, broers, kinderen van wijlen Gerard de Wolff, genoemde Willem het hele recht van terugkoop dat hij krachtens het naastingsrecht heeft in genoemde helft van de helft van de tuin overgedragen heeft aan Frank van Langel ten behoeve van het klooster.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Arnoud van Campen en Herman Coenen. i

29 16 februari 1473 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Heilwich, weduwe van Gerard de Wolff, haar vruchtgebruik in de helft die eertijds aan Wouter Pijnappel toebehoorde, vervolgens aan Arnoud Haeck en vrouwe Heilwich, zijn echtgenote, dochter van wijlen Wouter Pijnappel, in de helft van een tuin te Boxtel, op de Koppel richting de molen, tussen het erfgoed van de heerlijkheid Boxtel aan beide zijden en met beide einden, welke helft van de helft van de tuin Gerard de Wolff van Arnoud Haeck gekocht had, overgedragen heeft aan Leonius en meester Jordaan, broers, kinderen van Heilwich en Gerard de Wolff.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Dirk van Os en Arnoud van Campen. i

30 16 februari 1473 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat nadat Heilwich, weduwe van Gerard de Wolff, haar vruchtgebruik in de helft die eerst aan Wouter Pijnappel toebehoorde, vervolgens aan Arnoud Haeck en vrouwe Heilwich, zijn echtgenote, dochter van wijlen Wouter Pijnappel, in de helft van een tuin te Boxtel, op de Koppel richting de molen, overgedragen had aan Leonius en meester Jordaan, broers, kinderen van Heilwich en wijlen Gerard de Wolff, dat Leonius en meester Jordaan de genoemde helft van de helft van de tuin overgedragen hebben aan Frank van Langel ten behoeve van het klooster Sint-Elisabethsdal van de zusters van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel, gelegen tussen de bruggen naast de kerk, op voorwaarde dat de genoemde helft van de helft van de tuin zal staan te land- en burenrecht, genaamd te loot, te schoot en te land zoals andere wereldlijke goederen.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Dirk van Os en Arnoud van Campen. i

31 1 april 1473 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Jan, zoon van Paul Gevartszn., man van Heilwich, dochter van wijlen Jan Paimans, een jaarlijkse erfcijns van drie pond aan Jan van Meyelsfoirt, zoon van wijlen Willem, verkocht heeft uit een weiland van drie vierde van een bunder in de parochie van Boxtel, in de jurisdictie van Liempde, tussen het erfgoed van Lambert, zoon van wijlen Dirk Roetart, enerzijds en van Hendrik van Tulden anderzijds en met het ene einde, strekkend met het andere einde tot het erfgoed van Hendrik van der Hoerc.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Hendrik Monix en Godfried de Lu. i

32 14 juni 1473.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Jan Eliaszn. van Lucel en Aart Lucas Momboirszn., rectoren en kerkmeesters van de kerkfabriek van Boxtel, een schepenoorkonde van Boxtel overdragen hebben aan heer Wouter van Tuyl, priester, ten behoeve van het klooster en de zusters van Sint-Elisabethsdal te Boxtel, waarin staat dat Bartholomeus de Momboir de oudste aan Jan en Aart twee kleine hoeven heeft gegeven in de parochie van Boxtel, met aan de ene zijde de Dommel en aan de andere zijde aan alle kanten aan de Koppel, het erfgoed van de heer van Boxtel, voor een schuld die vrouwe Catharina van Drongelen, vrouwe van Cronenborch, verschuldigd was aan de kerkfabriek van Boxtel. i

33 9 april 1476 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Wouter, zoon van Jan Colenzn., bontwerker, het weiland ‘den Groten Beempt’ overgedragen heeft aan meester Hendrik Peregrini ten behoeve van de zusters van de derde orde van Sint-Franciscus Sint-Elisabethsdal te Boxtel; dit weiland was eertijds van Willem, zoon van wijlen Willem genaamd Bastart van Boxtel, en gelegen in de parochie van Boxtel, op een plaats genaamd ‘tHildbroec’, tussen het weiland ‘den Cleynen Beempt’, met een tussenliggende gracht aan de ene zijde en tussen het erfgoed van Dirk van den Asch aan de andere zijde. Willem Colenzn., kanunnik van Den Bosch, had dit van Elisabeth, weduwe van Wellinus van Beke, verworven en wijlen heer Willem Colenzn. had het bij testament aan Wouter, zoon van Jan Colenzn., nagelaten. Wouter belooft aan de zusters namens hem en de erfgenamen van Willem Colenzn. elke verplichting af te doen, op voorwaarde dat het weiland te loot, te schoot en te landrecht zal staan zoals andere wereldlijke goederen.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Jan van Craenendonck, zoon van Lodewijk, en Hendrik van Uden. i

34 16 november 1480.
Notaris Jacobus de Fine oorkondt dat meester Jan Schut, priester, een weiland in de parochie van Boxtel achter de kerk, naast het erfgoed of hoeve van de heer van Boxtel enerzijds en tussen de gemene gracht anderzijds, strekkend vanaf het erfgoed van Aleid Schut, zijn zuster, naar het erfgoed van Mechteld Schut, zijn zuster, heeft overgedragen aan Francisca, dochter van Maarten Thijsmans, geprofeste zuster van de derde regel van Sint-Franciscus te Boxtel, ten behoeve van de zusters aldaar en heeft beloofd het meerdere dan de grondcijns en een erfcijns van vier pond uit het weiland voor de zusters te voldoen. i

35 4 juli 1481.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Wouter de Bastaert, wettige zoon van wijlen Willem, natuurlijke zoon van Dirk Bastaert, al zijn recht in een beemd in de parochie van Boxtel heeft overgedragen ten behoeve van het convent en klooster van de zusters van de derde orde van Sint-Franciscus Sint-Elisabethsdal te Boxtel, ter plaatse voorheen ‘Cronenborch’ genoemd; deze beemd is gelegen met de ene zijde aan het erfgoed van Aleid, weduwe van Willem de Bastaert en haar erfgenamen, met de andere zijde aan het erfgoed van de heer van Boxtel, strekkend van het erfgoed van Mechteld, dochter van Dirk Schut, tot het ‘Enghe Water’ en heeft het klooster van meester Jan Schut, priester, gekregen. i

36 25 februari 1483.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Willem de Momboir, priester, zoon van wijlen Bartholomeus de Momboir, aan het klooster Sint-Elisabethsdal van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel, ter plaatse voorheen ‘Cronenborch’ genaamd, een huis, hof en hofstede met vijver heeft verkocht, gelegen in Boxtel-binnen-de-bruggen achter de kerk, met aan de ene zijde het klooster en aan de andere het erfgoed van Willem Brants en zijn zuster Agnes, strekkend van de straat tot aan de Dommel. Willem belooft aan de zusters om alle lasten die op dit perceel drukken, af te lossen, behalve een grondcijns verschuldigd aan de heer van Boxtel en een erfpacht van een mud rogge aan de kerkfabriek van Boxtel. Ook zal voor dit perceel de belasting overeenkomstig het landrecht moeten worden betaald zoals voor wereldlijke goederen gebruikelijk is.
Getuigen: schepen van Boxtel: Wouter van den Loeck, Engelbrecht van den Berselaer, Jan de Momboir, Aart van Vught, Michiel Avengoen, Gerrit van de Loo en Jan Laurens Hubenz. d’oudste. i

37 6 juli 1483.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Willem de Momboir, priester, verklaart dat de zusters en het convent van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel de aankoop van het huis, hof en hofstede, zoals in schepenbrieven van Boxtel (d.d. 25 februari 1483) staat, hebben betaald en dat Jan Haywijgen en Andries Moys, kerkmeesters, aan Willem hebben verklaard dat de jaarlijkse erfpachten die de kerk van Boxtel daaruit heeft, betaald zijn.
Getuigen: schepenen van Boxtel: Jan de Momboir, Wouter van den Loeck, Engelbrecht van den Berselaer, Michiel Avengoen, Arnt van Vught, Jan Laurenszn. en Gerrit van de Loo. i

38 22 maart 1485.
Hendrik van Ranst, ridder, heer van Boxtel en Kessel, staat het besloten klooster van de derde orde van Sint-Franciscus Sint-Elisabethsdal te Boxtel toe om het aantal geprofeste zusters van veertig uit te breiden tot zestig, met dezelfde rechten en plichten en vraagt samen met zijn echtgenote Hendrika van Haeften, vrouwe van Boxtel, en Hendrik van Zelhem Lottemszn., pastoor van Boxtel, aan Jan van Horne, bisschop van Luik, om dit te bekrachtigen. Hendrik van Zelhem Lottemszn. hecht tevens zijn goedkeuring aan deze uitbreiding. i

39 31 maart 1485.
Jan van Horne, bisschop van Luik, geeft op verzoek d.d. 22 maart 1485 van Hendrik van Ranst, ridder, heer van Boxtel, Kessel etc., diens echtgenote, Hendrik van Zelhem, pastoor van Boxtel, moeder-overste en de zusters van Sint-Elisabethsdal van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel, toestemming aan het klooster om het oorspronkelijke aantal van veertig zusters uit te breiden tot zestig. i

40 26 februari 1486.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Hendrik van Ranst, ridder, heer van Boxtel, Kessel etc., aan de zusters van het klooster en het convent Sint-Elisabethsdal (te Boxtel) een gedeelte van zijn erfgoed de Koppel verkocht heeft, dat hij verkregen had van wijlen Gerrit de Wolff en Katrien Bouwens of hun erfgenamen en gelegen is buiten het gebied van het klooster, vanaf de Dommel tot de Molendijk en zo verder door het drassig stuk land tot het erfgoed van het klooster. Tevens schenkt Hendrik nog een deel van hetzelfde erfgoed, van de kerkvijver waar de brug nu bepaald is tot aan het erfgoed van het klooster en binnen de nieuwe watergang of stroom, zoals het erfgoed vastgelegd is met verscheidene palen volgens de loop van de nieuwe watergang, lopend uit de Dommel tot de kerkvijver buiten deze watergang, met uitzondering van de oude stroom of watergang binnen het voorzijde erfgoed van de kerkvijver tot de Dommel. Het klooster krijgt het recht om een losplaats aan te leggen aan haar zijde bij de ingang van de nieuwe stroom aan de Dommel, zonder dat de heerlijkheid van Boxtel daar schade zal van ondervinden, en het mag bomen poten op de dijk en die kappen en behouden. Als de grenspalen moeten vervangen worden, zal dit gebeuren in bijzijn van de heer van Boxtel. De heer van Boxtel belooft voor de zusters elke verplichting af te doen, behalve voor de grondcijns van een halve oude groot die zij vanaf nu aan de heerlijkheid van Boxtel verschuldigd zijn. Ook behoudt de heer van Boxtel en zijn heerlijkheid voor eeuwig het recht van de nieuwe stroom, het visrecht en de vissen en het gebruik van de dijken. Namens het klooster wordt beloofd een dijk of voetpad van acht voet breed eeuwig in goede staat te houden en op kosten van het klooster te repareren. Deze dijk begint bij de brug, vervolgend en strekkend buiten en naast de nieuwe watergang tot de paal aan de oude Molendijk, waar de nieuwe watergang rond gaat of strekt tot de Dommel, zodanig dat de heerlijkheid en de ingezetenen van Boxtel daarvan onbelast blijven en doortocht krijgen en het klooster deze brug eeuwig onbelast zal mogen houden. Tevens belooft het klooster de nieuwe stroom 26 voet breed binnen de palen aan de oevers te maken vanaf de Dommel tot aan de brug en aan de brug 20 voet. Andries van Vinckenrode, priester en biechtvader van het klooster, en de zusters beloven de grondcijns van een halve oude groot te betalen alsmede alle kosten voor de genoemde werken. i

41 26 augustus 1488.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Johanna, dochter van Daniel van Rycartsfoirt, aan meester Willem van den Bosch een jaarlijkse erfcijns verkocht heeft ten behoeve van de armenhuizen naast de Vismarkt te ’s-Hertogenbosch, rustend op een huis en erf aldaar boven het openbaar straatje ‘dat Neyststraetken’, tussen het erfgoed van Rodolf Doncker enerzijds en tussen dat straatje, strekkend vanaf de ‘Kerstraet’ naar het erfgoed van Godfried van Vaerlaer. Johanna belooft als verkoopster de onderpanden voor de betaling van de cijns altijd van waarde te houden, op voorwaarde dat zij de cijns altijd kan terugkopen met 321/2 Rijnsgulden en met de cijns van het jaar van terugkoop en de achterstallige betalingen, zoals Arnoud van Vladeracken, magister en rector van de armen, openlijk heeft erkend en onder verband van alle goederen van de armen aan Johanna heeft beloofd.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Gerard van Eijck en Jan Dachverlies. i

42 31 juli 1489.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Peter en Jan, broers, wettige kinderen van Peter van Broegel, een schepenoorkonde van Boxtel d.d. 19 oktober 1446 verkocht hebben aan Hendrik Peterszn. van Liempde, waarin staat dat Katrien, wettige dochter van Jan Cattelaer, aan Peter van Broegel, wettige zoon van Peter van Broegel, het stuk land ‘Scuerwisbraect’ met meer percelen van erfgenamen in de parochie van Boxtel heeft verkocht, maar dat Hendrik geen van de percelen mag gebruiken voor zijn eigen erfgenamen, behalve dit stuk en een stuk land aan de Mijlstraat. Ter meerdere zekerheid heeft Jan de Momboir Lucaszn. afstand gedaan van zijn recht op die twee percelen en beloofd dit eeuwig zo te houden, behalve dat de koper de erfpacht van zes lopen rogge zal voldoen.

b. Bezegeling
één uithangend bevestigd zegel van de schepenbank van Boxtel. i

43 17 september 1489.
Wouter, zoon van wijlen Peter van Tuyl, notaris, oorkondt dat zuster Engelberta, dochter van Jan Tilman, als novice van het klooster Sint-Elisabethsdal van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel, voorafgaand aan haar professie al haar erfgoederen en bare goederen, roerende en onroerende, aan het klooster geschonken heeft en alle rechten en handelingen die zij in die goederen heeft en in de toekomst zal hebben ten behoeve van het convent en de zusters in de dode hand heeft gebracht om iemand van het klooster aan te wijzen en plechtig aan te stellen om de administratie te doen, met de macht om iemand of meerderen in haar plaats te nemen en als echte, zekere, onbetwiste en wettige procuratoren aan te stellen die in haar naam voor haar zullen eisen, heffen, ontvangen, rekeningen geven, handelen, verkopen, toewijzen en vervolgen bij personen of rechters, geestelijk en wereldlijk.
Alle voornoemde goederen in het klooster zullen ten behoeve van de zusters en het convent ter beschikking worden gesteld en uitgekeerd. Engelberta belooft onder ede deze schenking en bepaling van waarde te houden. Na onderzoek en ondervraging door de aanwezige prelaat, het aanroepen van de Heilige Geest door gebeden en gesproken en gelezen lezingen, en het opdragen van de mis is zuster Engelberta naar het altaar gegaan met in haar hand een papieren briefje waarop in de volkstaal de tekst van haar professie geschreven is. Zij heeft dit briefje in bijzijn van de prelaat publiekelijk en begrijpelijk voorgelezen. (hierna volgt de belofte in het Middelnederlands).
Zuster Anthonia van Etten, procuratrice van het klooster, heeft aan notaris Wouter, zoon van wijlen Peter van Tuyl, gevraagd om van alle beloftes een of meerdere notarisakten op te maken.
Gedaan in de kapel van het klooster in het bijzijn van meester Jan Vinckenrode, Dirk van der Ahorst, Andreas Willemszn., Engelbrecht van den Berselaer en Peter van der Loe en vele andere getuigen. i

44 1 maart 1490.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat meester Jan van Vinckenrode, pater, en zuster Francisca Martens, moeder-overste van het klooster van de zusters van Sint-Franciscus in het Sint-Elisabethsdal te Boxtel, met haar gekozen voogd Hendrik Jan Tielmanszn. van den Zande, Jan Zebrechtszn. van Collenberch, man van Margriet, zus van de voornoemde Hendrik, Andreas de Cuper, man van Elisabeth, zuster van de voornoemde Hendrik, Gerard, zoon van Gerrits Jans Coppens, man van Catharina, zuster van de voornoemde Hendrik, de erfdeling van hun vader Jan van den Zande en hun moeder Geertrui, zijn wettige vrouw, hebben vastgelegd.
Het klooster was hierbij aanwezig in naam van Engelberta, geprofeste zuster, wettige dochter van Jan en Geertrui, en kreeg het vierde deel van een huis, hof en hofstede met de helft van alle land, zand, weiden, houtgewassen en moeren in de dingbanken van Heeze en Tongelre en in de parochie van Nuenen, waarvan Jan van Collenberch de andere helft in bezit heeft, alsmede de beemd ‘de Aspellare’ in de parochie van Haaren, een beemd in de parochie van Haaren in de biesbeemd, een erfpacht van anderhalf mud rogge in de parochie van Nuenen uit erfgoed geheten ‘Opt Een Eynde’, een erfpacht van zes lopen rogge Tongelrese maat, een erfpacht van een mud rogge in de parochie van Geldrop, te betalen te Hulst, een erfpacht van twee mud rogge, te betalen in de parochie van Belveren, een erfpacht van een malder rogge Boxtelse maat aan Engel van Weert, en het keuterrecht in de gemeint van Kempen. Het klooster zal jaarlijks de helft van de grondcijns betalen die men uit de hele erfenis in de dingbanken van Heeze, Tongelre en Nuenen verschuldigd is. i

45 5 februari 1491 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Johanna, dochter van Daniel van Rycartsfoirt, een jaarlijkse erfcijns van twee gouden Andriesgulden heeft verkocht aan Jacob Voegel van Amsterdam, te betalen uit een huis en erf in de Karstraat in Den Bosch, tussen de gemene plaats enerzijds en met het ene einde en tussen het erfgoed van Rodolf Doncker anderzijds, strekkend met het andere eind naar het erfgoed van Arnoud van Vladeracken, korenkoper, en anderen daar.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Arnoud (Heijm) Keymp en Jan (Jordaan) van Achel. i

46 3 juni 1491.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat nadat Johanna, dochter van Daniel van Rycartsfoirt, aan Jacob Voegel van Amsterdam een jaarlijkse erfcijns van twee gouden Andriesgulden verkocht had uit een huis en erf van Johanna, gelegen in de Karstraat in Den Bosch met alle rechten en aanhorigheden, tussen de openbare weg enerzijds en tussen het erfgoed van Rodolf Doncker anderzijds, en Jacob openlijk erkend had dat Johanna de cijns eeuwig kon terugkopen met vijfentwintig gouden gulden en met de achterstallige cijns en achterstallige betalingen, dat Johanna de macht om de cijns terug te kopen heeft overgedragen aan Peter, zoon van Reinier Kersmaker.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Arnoud (Heijm) Keymp en Jan (Jordaan) van Achel. i

47 15 juni 1491.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Engelbrecht van den Berselaer en Jan Haywichen, rectoren en kerkmeesters van de kerkfabriek van Boxtel, een halve hof op de Koppel in het erfgoed van de heer van Boxtel verkocht hebben aan het klooster van de zusters van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel, die de kerkfabriek gekregen heeft van Katrien Bouwens; de andere helft was reeds in het bezit van het klooster. i

48 7 januari 1492 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat nadat Peter, zoon van wijlen Reinier Kersmaeckers, beloofd had een jaarlijkse erfcijns van 25 pond te geven aan Johanna, dochter van wijlen Daniel van Rycartsfoirt, uit een huis en erf met aanhorigheden in ’s-Hertogenbosch boven de Meystraat, tussen het erfgoed van Godfried van Vairlair enerzijds en van Rodolf Doncker en Arnoud Haemaecker anderzijds, welk huis en erf Peter voor de genoemde cijns en andere lasten van Johanna in cijns verkregen had, genoemde Johanna een jaarlijkse erfcijns van vijf pond uit de erfcijns van 25 pond heeft overgedragen aan Peter.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Jan Heijm en Ywan Kuijst i

49 16 april 1492 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Engelbert van den Berselaer, zoon van wijlen Engelbert, een weiland in de parochie van Boxtel, op de plaats ‘Int Elsbroeck’, tussen het erfgoed van de heer van Boxtel enerzijds en van Bartholomeus de Momboir, zoon van Bartholomeus, anderzijds, dat verkocht was aan Frank van Langel ten behoeve van de eerstgenoemde Engelbert door Mechteld, dochter van wijlen Dirk Scut, heeft overgedragen aan meester Hendrik Pelgrom ten behoeve van het klooster van de zusters van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel. Engelbert belooft elke verplichting af te doen voor de zusters, op voorwaarde dat het weiland te schoot, te loot en te landrecht zal staan zoals in andere wereldlijke goederen.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Godfried Grotart van Oss en Ywan Kuijst. i

50 18 juni 1492.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Peter en Laurens, broers, wettige kinderen van wijlen Marcelis Vissers, het turfven ’t Laexven’, gelegen in de parochie van Boxtel over de Stevensbrug in de ‘Tongerssche Ackeren’, met aan de ene zijde het erfgoed van Hendrik Gerrits en aan de andere zijde het erfgoed van de erfgenamen van Willem Vlemincx, verkocht hebben aan meester Hendrik Lottems, priester en pastoor van Boxtel, en aan heer Leonard van Boesschot, priester en kapelaan te Boxtel. i

51 3 januari 1494 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Hendrik en Coenrard, zonen van Coenrard, zoon van Coenrard van Beerze, zowel voor hen als voor Gijsbert, zoon van Coenrard Snavel, een jaarlijkse erfrente van zes gouden penningen hebben overgedragen aan Bartholomeus, zoon van Jan Mijszn.; deze erfrente had Thomas, wettige zoon van Coenrard van Beerze, de nastelmaker, van de stad ‘s-Hertogenbosch gekocht, en uit deze erfrente heeft Martin, zoon van Jan van Uden, zoon van Albert van Uden, voor hem en voor Lodewijk en Peter, zijn broers, de helft en het hele deel en recht dat aan hem en aan Lodewijk en Peter krachtens erfrecht toegevallen was na de dood van Margareta, dochter van Albert van Uden, weduwe van de genoemde Thomas, zoon van Coenrard van Beerze, overgedragen aan Hendrik en Coenrard, broers, en aan Gijsbert, zoon van Arnoud Snavel.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Bernard Janssoon van Overmeer en Hendrik Eijckman. i

52 1 februari 1494 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Jacob Voegel van Amsterdam een jaarlijkse erfcijns van twee gouden Andriesgulden heeft overgedragen aan Peter, zoon van Reinier Kersmaker, uit een huis en erf van Johanna, dochter van Daniel van Rycartsfoirt, in de Karstraat in Den Bosch met alle rechten en aanhorigheden, tussen de gemene straat enerzijds en met het ene einde en tussen het erfgoed van Rodolf Doncker anderzijds, eerder verkocht aan Jacob door Johanna. Jacob belooft elke verplichting in die cijns af te doen voor Peter, behalve dat hij zichzelf en Johanna het recht voorbehoudt om de cijns terug te kopen.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Bernard Janssoon van Overmeer en Hendrik Eijckman. i

53 1 juli 1499.
Jan van Horne, bisschop van Luik, stemt in met de inzegening van de kerk van het nonnenklooster te Boxtel door zijn plaatsvervanger Innocentius en van het kerkhof, waar de overleden gelovigen mogen worden herbegraven. Tevens staat hij elke priester toe om op een gewijde, draagbare altaarsteen de H. Mis op te dragen in het sterf- of ziekenhuis in het bijzijn van zieke of zwakke personen, tenzij deze geëxcommuniceerd of geschorst is. i

54 8 oktober 1499.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Otto Arentsz, priester en biechtvader van het klooster van de zusters van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel, en zuster Margriet Mijs, moeder-overste van dit klooster, met instemming van de oordeelkundige zusters van het klooster en namens zuster Elisabeth, kloosterlinge (te Boxtel), jongste dochter van Wouter Herbrechs Colenzn., en Arnt Voss, priester en biechtvader van het Bethaniëklooster op de Windmolenberg te ’s-Hertogenbosch, met instemming van beide kloosters en in bijzijn van zuster Elisabeth, kloosterlinge (van het Bethaniëklooster), oudste dochter van Wouter Herbrechs Colenzn., en Aleid, weduwe van Godfried Herbrecht, wettige dochter van Wouter Herbrechs Colenzn., alle goederen verdelen die hen toegevallen zijn door de dood van Wouter en van Katrien, zijn echtgenote, dochter van Arnt Huben. Het klooster te Boxtel heeft samen met Elisabeth, de jongste dochter, de ‘Bugacker’te Boxtel, gelegen te Tongeren met de ene zijde en beide einden aan het erfgoed van Jacob Cupers, strekkend met de andere zijde aan het erfgoed van Laurens van Houweschot; alsmede een vijfde deel en nog een derde in een vijfde deel in de beemden de ‘Rydeiling’ te Tongeren en verder aan de Roond; de ene beempd heet de ‘Laerbeemt’, de andere de ‘Schitinge’, gelegen aan de Loobrug, de derde en vierde beempd liggen in de ‘Abrugge’ en de vijfde is de ‘Eeyndenbeemt’, gelegen op de ‘Aegel’. Ook nog een keuterrecht op de gemeint van Kempen. Uit deze erfenis zal het klooster jaarlijks de grondcijns betalen en een erfpacht van acht lopen rogge. Arnt Voss en Aleid hebben onder bepaalde voorwaarden het klooster te Boxtel vrijwaring beloofd en alle verplichting af te doen. i

55 22 augustus 1500.
Notaris Jan, zoon van Jan Willelmi van Balen, instrumenteert het testament van Jan Schilder, zoon van wijlen Godfried Schilder, raadsman en burger van ’s-Hertogenbosch, waarin deze onder meer aan Barbara, dochter van wijlen Willem van Goerle, een jaarlijkse erfpacht nalaat van een mud rogge uit een jaarlijkse erfpacht van twee mud rogge uit erfgoederen van wijlen Jan Keymp, gelegen te Middelrode, op de plaats ‘Zellesat’. De andere helft schenkt hij aan Elisabeth Marcolfs, zijn huidige meid, op voorwaarde dat deze erfpacht van een mud rogge na haar dood naar het nonnenklooster te Boxtel zal gaan. Daarnaast ontvangt het klooster ook nog een erfcijns van vijf pond. i

56 7 september 1500.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Bartholomeus de Momboir, wettige zoon van Bartholomeus de Momboir, aan het convent en godshuis van de zusters van Sint-Elisabethsdal van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel een sloot en een gracht beneden langs zijn erf heeft verkocht, oostwaarts van zijn huis en hovinge (te Boxtel) gelegen buiten de Oostwaartse brug, dat zijn vader als erfgoed ten deel gevallen was en eerder van Willem Wouters Colenssoens, priester, was. Tevens geeft hij toestemming aan de zusters om de sloot en de gracht uit te diepen en de aarde uit te strooien op hun beemd om daar bomen te poten en om de sloot aan het einde, waar die in de grote sloot komt, te mogen vullen met aarde op voorwaarde dat het klooster het zal omheinen zodat Bartholomeus daar geen schade van ondervindt. Tevens mag het klooster de grote sloot beneden langs de boomgaard uitdiepen en de aarde op het erf van het klooster uitstrooien, op voorwaarde dat Bartholomeus aan zijn kant vijf voet zal behouden en het klooster niet dichterbij zal graven. i

57 23 februari 1502.
Jan van Horne, bisschop van Luik, hecht zijn goedkeuring aan de geïnsereerde oorkonde van zijn voorganger Lodewijk van Bourbon, bisschop van Luik, d.d. 1472.01.17, bevestigt en hernieuwt de stichting van het klooster van de zusters van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel, en voert een aantal kleine wijzigingen door op het gebied van de aanstelling van biechtvaders en de bestraffing van de zusters. i

58 27 mei 1503.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Jan Lucas, man van de wettige dochter van Willem Henrixszn., aan het klooster Sint-Elisabethsdal te Boxtel de beemd de ‘Hagheacker’ verkocht heeft, gelegen tussen het erfgoed van meester Aart van den Cluytte enerzijds en het klooster anderzijds, strekkend van de weg die over de ‘Hagheacker’ loopt tot het erfgoed van wijlen Agnes Aerts Huben. Jan Lucas heeft beloofd elke verplichting af te doen, behalve voor de grondcijns van de heer, een-tiende loop hooiland en het recht van overpad op deze beemd. i

59 8 juli 1503.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Hendrik van Ranst, ridder, heer van Boxtel en Kessel, op verzoek van zuster Margriet Mijs, moeder-overste van het klooster Sint-Elisabethsdal te Boxtel van de derde regel van Sint-Franciscus, het klooster toestaat om op het erfgoed dat aan hem is verkocht naast het erfgoed van Allard Baellaers, deken van de Sint-Petruskerk te Boxtel, strekkend tot de nieuwe stroom aan de Koppel bij het washuis van de zusters, in de lengte 25 voet richting De Dommel, gaande van de ingang van de kerk inwaarts naar het water toe, een dijk te maken rond hun kerkhuis en ander erfgoed binnen de palen, op voorwaarde dat de zusters de dijk op die wijze maken dat de heer van Boxtel of zijn nakomelingen daar geen schade van ondervinden in zijn erfgoed de Koppel. Indien er schade ontstaat, dan moeten de zusters dat vergoeden. Mochten andere personen op hun erfgoed aan de Dommel een dijk bouwen waardoor de heer van Boxtel schade ondervindt, dan zullen de zusters die schade niet vergoeden. De heer van Boxtel heeft aan de zusters vrijwaring beloofd, behalve voor acht oude groot die zij eeuwig jaarlijks zullen betalen aan hem. Als de palen van de dijk op de ene plaats meer naar binnen staan en op de andere meer naar buiten dan 25 voet met instemming van de heer van Boxtel en op advies van de werklieden, mogen de zusters twee overstekende toiletten maken zonder daarvoor andere palen te steken in de Dommel. Tevens staat de heer van Boxtel de zusters toe hun washuis vijf voet over de dijk te zetten, op voorwaarde dat de gracht waar het washuis op staat 24 voet breed is, gerekend van het ene eind tot het andere en dat de platte boten daar door mogen varen. Als de palen vergaan zijn, mag het klooster nieuwe palen slaan. Ook staat de heer van Boxtel toe om de acht oude groot in het cijnsboek op te tekenen zonder dat daarvoor een sterfelijke laat moet komen en hij vrijwaart de zusters voor eventuele boeten die ze daarin schuldig zijn, zoals dat bij het teboekstellen wel zou moeten gebeuren.
Jan van Horne, ridder, heeft hiermee ingestemd. i

60 4 december 1503.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Jan Lucas, man van Catharina, wettige dochter van Willem Henrixszn., een schepenbrief van ’s-Hertogenbosch en een van Boxtel heeft overgedragen aan het klooster Sint-Elisabethsdal te Boxtel inzake de lossing en kwijting van het weiland de ‘Hagheecker’ te Boxtel, gekocht van Jan Lucas, gelegen enerzijds grenzend aan meester Arnt van der Cluytte en anderzijds aan het klooster, strekkend van de weg die over de ‘Hagheecker’ gaat tot (het erfgoed van) wijlen Agnes Hubben, zoals in de schepenoorkonde van Boxtel d.d. 27 mei 1503. i

61 28 januari 1504.
Paus Julius II beveelt de bisschop van Luik, de abt van de Sint-Michielsabdij te Antwerpen en de deken van het kapittel te Boxtel naar aanleiding van het verzoek van moeder-overste en de zusters van het klooster Sint-Elisabethsdal te Boxtel van de derde orde van Sint-Franciscus om over te gaan naar een klooster van de orde van Sint-Clara, hieraan gevolg te geven en het klooster naar de orde van Sint-Clara over te dragen, waarna het van alle privileges, voorrechten en gunsten zal genieten als de kloosters van de orde van Sint-Clara, met uitzondering van de rechten van de parochiekerk en andere rechthebbenden in deze. i

62 15 mei 1506.
Deken en kapittel van de collegiale Sint-Petruskerk te Boxtel hebben aan de zusters van het klooster Sint-Elisabethsdal te Boxtel de Sint-Nicolaasakker verkocht, vrij van tienden, meer dan honderd jaar en dag verbonden aan de Sint-Lambertuskerk te Gemonde, maar nu toebehorend aan het Sint-Nicolaasaltaar in de Sint-Petruskerk te Boxtel, gelegen in de parochie van Boxtel voorbij de grote brug richting het oosten, tussen het erfgoed van wijlen Gerard Mommer enerzijds en wijlen Engelbert, zoon van wijlen Gerard van Weert, en onze wereldlijke heer van Boxtel anderzijds, strekkend met het ene einde aan de openbare weg en met het andere naar het erfgoed van Adriaan Engelbertzn., handelaar, en vele andere personen. Deken en kapittel beloven als verkopers vrijwaring aan het klooster Sint-Elisabethsdal, behalve voor het recht om door de akker te gaan naar een stukje weiland dat aan Adriaan Engelbertzn. toebehoort. i

63 12 juli 1506.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Willem en Art, broers, wettige kinderen van Laurens Engelbrechtszn. van den Berselaer, Hendrik Goyartss., man en voogd van Hadewich, wettige dochter van voornoemde Laurens, en zuster Jutta, Heilwich en Eymke, zusters, wettige dochters van voornoemde Laurens, een wettige erfdeling hebben gemaakt van de goederen die hen aanverstorven zijn na de dood van hun vader, en die hen nog zullen toekomen na de dood van hun moeder Margriet, wettige dochter van Willem Claess., waarin zij afstand gedaan heeft van haar vruchtgebruik. i

64 12 januari 1508.
Petrus van Bremen, keizerlijk notaris in het bisdom Kamerijk, instrumenteert dat Jacob Embrechts, abt van de Sint-Michielsabdij te Antwerpen, bekend maakt aan de bisschop van Luik, de heer van Boxtel en de pastoor en inwoners van Boxtel dat hij is aangesteld om de overgang van het klooster Sint-Elisabethsdal te Boxtel van de derde orde van Sint-Franciscus naar de orde van Sint-Clara te begeleiden als uitvoerder en commissaris, krachtens de geïnsereerde oorkonde van paus Julius II d.d. 28 januari 1504,2 hem overgeleverd door Mathijs van Duisburg en Hendrik Peters, Antwerpenaren, zaakgelastigden van moeder-overste en zusters van het klooster en dat hij op pauselijk gezag de zusters en hun klooster met alle andere gebouwen verheft tot een klooster van de orde van Sint-Clara. i

65 5 augustus 1508.
Schepenen van ‘s-Hertogenbosch oorkonden dat Peter, zoon van wijlen Mathias Multor, man van Catharina, dochter van wijlen Hendrik de Hoesch, aan Adriaan, zoon van wijlen Engelbert Snyer, een jaarlijkse erfpacht van een half mud rogge verkocht heeft, in Boxtel binnen de bruggen te leveren, uit het akkerland ‘die Haemsdonck’, zeven lopen groot, in de parochie van Boxtel te Lennisheuvel, tussen het erfgoed van Elisabeth, dochter van wijlen Bartholomeus Lambertss. enerzijds en van Lodewijk Timmermans anderzijds, strekkend vanaf het erfgoed van Hendrik van de Zande tot het erfgoed van de erfgenamen van wijlen Dirk de Visser. De verkoper belooft waarschap, behalve voor de grondcijns van anderhalve groot.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Gerard Colen en Lambert van den Broeck. i

66 23 januari 1511.
Paus Julius II beveelt de bisschop van Luik, de abt van de Sint-Michielsabdij te Antwerpen en de deken van het kapittel te Boxtel de vier weerspannige zusters, die blijkens het aan hem gerichte verzoekschrift van moeder-overste en de zusters van het klooster Sint-Elisabethsdal te Boxtel van de derde orde van Sint-Franciscus niet instemmen met de verheffing en overgang van de derde orde van Sint-Franciscus naar de orde van Sint-Clara, waardoor de vereiste unanimiteit ontbreekt, te doen wonen binnen de clausuur van het klooster onder de regel van de derde orde, of indien zij daar niet willen blijven, dat de vicaris-provinciaal hen naar andere huizen van de derde orde overplaatst met hun goederen. Indien er echter zusters zijn die ingestemd hebben met de overgang en de clausuur, maar de strengheid van de regel van de orde van Sint-Clara door ouderdom of ziekte niet kunnen volhouden, dan zullen zij hen toestaan onder de regel van de derde orde van Sint-Franciscus in de clausuur te blijven en vervolgens alles in het werk stellen om de verheffing te bewerkstelligen. i

67 22 augustus 1511.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Wouter, Albrecht, Lodewijk en Peter, broers, wettige kinderen van Erbrecht Loyen, en meester Willem, hun broer, aan de zusters van het klooster van Sint-Elisabethsdal op Cronenborch te Boxtel van de derde regel van Sint-Franciscus het heiveld ‘de Bunt’ hebben verkocht, gelegen in de parochie van Boxtel te Luissel, gelegen tussen het erfgoed van Willem van Weert enerzijds en van Hendrik van den Zande en meer andere personen anderzijds, strekkend met het ene einde aan het erfgoed van Andries de Cuper tot aan het erfgoed dat hoort bij de hoeve ‘Int Vuylbroeck’, en ze hebben vrijwaring beloofd aan de zusters, behalve voor de grondcijns. i

68 7 juni 1512.
Schepenen van Boxtel certificeren de onder ede afgelegde verklaringen van Willem Brant, schepen van Boxtel, Aelbrecht Jan Reynerszn., priester en rentmeester van Dirk Brant, en Dirkske Peter Valkenaerszn. over de ruzie tussen meester Dirk Brant, rector van de kerk van Gemonde en van het Sint-Nicolaasaltaar in de kerk van Boxtel, en Gerrit de Mommer inzake het achterhouden door Gerrit van hout op de zijkant van een akker bij de Oostwaartse brug, waarvan Dirk het beneficie had, én de achterstallige levering van hoenders uit de betwiste akker. i

69 8 januari 1513.
Notaris Mutzaert oorkondt dat Jacob Embrechts, abt van de Sint-Michielsabdij te Antwerpen, uitvoerend rechter en apostolisch gevolmachtigde inzake de overgang van het klooster van de zusters van de derde orde van Sint-Franciscus te Boxtel naar de orde van Sint-Clara volgens de bepalingen van paus Urbanus IV, na zorgvuldig onderzoek door meester Jacob van Looveren, notaris, waaruit blijkt dat de zusters op vier na instemmen, de overgang regelt onder de volgende voorwaarden: de vier weerspannige zusters krijgen toestemming om binnen de clausuur van het klooster onder de derde Regel van Sint-Franciscus te blijven wonen en indien zij dat niet willen, zullen zij door de vicaris-provinciaal naar andere huizen van de derde orde kunnen worden overgeplaatst met de goederen die zij meegebracht hebben. De zusters die wegens ouderdom of zwakheid de regel van de orde van Sint-Clara niet kunnen naleven, zullen in hetzelfde klooster onder de clausuur kunnen blijven en leven volgens de regel van Sint-Franciscus. Bij de overgang zijn de kerk, de kleine klokkentoren, de klok, het kerkhof, het slot, de refter, de slaapzaal, de tuinen, de moestuintjes en de andere noodzakelijke gebouwen inbegrepen. De keuze van de nieuwe abdis zal volgens de vastgestelde regels van de orde van Sint-Clara plaatsvinden en het klooster, de abdis en haar medezusters worden onder de vicarissen van de Keulse Observanten geplaatst. i

70 27 juni 1513.
Adriaan Floriszn. van Utrecht, deken van (de Sint-Pieterskerk te) Leuven, beslecht het geschil tussen het Sint-Petruskapittel te Boxtel en het Clarissenklooster aldaar, waarbij zij beloven de overeenkomsten tussen het klooster en de pastoor van Boxtel te hernieuwen en na te leven en de volgende bepalingen overeenkomen:
(1) het klooster zal geen uitvaarten van overledenen van de parochie Boxtel in het klooster doen, tenzij tegen betaling van drie Rijnsgulden aan de parochiekerk, en van overledenen van andere parochies tegen betaling van een gouden kroon, met uitzondering van begrafenissen van de armen.
(2) de minderbroeders die vast of tijdelijk in het klooster verblijven, zullen geen biecht afnemen acht dagen vóór Kerstmis en acht dagen vóór Pasen van Boxtelse parochianen, tenzij met toestemming van het kapittel. Boxtelse parochianen mogen biechten bij een minderbroeder die in het klooster verblijft, als ze reeds tijdens de advent of vasten bij de pastoor van Boxtel of zijn waarnemer hebben gebiecht.
(3) het aantal zusters moet teruggebracht worden zoals bij de oprichting vastgesteld. Zolang moet het boventallig aantal zusters de sacramenten ontvangen van de Boxtelse pastoor, tenzij hierover een afspraak met het kapittel is gemaakt.
(4) de broeders en het convent mogen slechts zoveel beneficies en eeuwigdurende officies met heilige missen aannemen als aan twee biechtvaders is toegestaan, maar het is wel toegestaan om aalmoezen voor een dienst te aanvaarden door minderbroeders die langskomen in het klooster.
(5) na de bekrachtiging van deze overeenkomst mag door het klooster geen enkele aflaat meer worden afgekondigd, tenzij met toestemming van het kapittel.
(6) het kapittel eist verder niets van het klooster en zal niemand lastig vallen die bij het klooster wil begraven worden of biechten.

71 30 maart 1514.
Paus Leo X maakt aan de vicaris-generaal en de provinciale oversten van de minderbroeders in West-Europa de regels bekend die zij moeten handhaven om overtredingen tegen te gaan die biechtvaders en priesters begaan door verboden vertrekken te betreden van de zusters tertiarissen en hij beveelt alle tertiarissen alsook alle clarissen die door de minderbroeders worden bijgestaan, om de vicaris-generaal te gehoorzamen en de visitatie te aanvaarden, zoals de provinciale oversten deze in hun provincies houden. i

72 29 oktober 1514.
Ludolf van Groningen, vicaris-generaal van de minderbroeders van de Keulse provincie, en de abdis en convent van het Clarissenklooster te Boxtel hechten hun goedkeuring aan, ratificeren en beloven alle artikelen na te leven die Adriaan Floriszn. van Utrecht, deken van (de Sint-Pieterskerk te) Leuven, op 27 juni 1513 heeft uitgevaardigd naar aanleiding van de twist tussen het Sint-Petruskapittel te Boxtel en het Clarissenklooster aldaar. i

73 22 oktober 1515.
Jan van Wemeldinge, doctor in beide rechten, deken van de collegiale Sint-Goedelekerk te Brussel, beschermer van de pauselijke privileges die aan de bestuurders van de minderbroeders en de zusters van de orde van Sint-Clara verleend zijn, in het bijzonder voor abdis en convent van Sint-Clara te Boxtel, maakt door middel van een notariële akte bekend dat hij een transumpt ontvangen heeft van pauselijke oorkonden, waarna hij ten behoeve van de abdis en het convent van Sint-Clara te Boxtel, onder de zorg van de minderbroeders staande, verzoekt te eisen om zowel leken als geestelijken en alle andere ongehoorzamen en weerspannigen zijn oorkonde laten zien en hen te vragen op te houden met inbreuken en alle legaten, inkomsten en goederen van het klooster die geüsurpeerd zijn of de geldbedragen of schulden die ze in naam van het klooster hebben geheven, zouden teruggeven en beveelt diegene die inbreuk plegen, te beboeten en gerechtelijk te vervolgen. i

74 21 november 1515.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat heer Jan van Horne, ridder, heer van Bassigny, Boxtel, Lokeren en Kessel etc, en vrouwe Adriana van Boxtel, zijn echtgenote, ten behoeve van het klooster Sint-Elisabethsdal te Boxtel een huis, hofstede en hof met een daarbij gelegen akker van vier lopenzaad land verkocht hebben aan Aelbrecht Jans sMommerszn., gelegen te Boxtel achter de kerk met enerzijds het water, de kerkvijver genaamd, strekkend naast de wal tot het erfgoed van het klooster aan de andere zijde, en anderzijds het erfgoed van de heer en vrouwe van Boxtel, zover tot de Koppel als de weg daar afgepaald is. De heer en vrouwe van Boxtel beloven waarschap te doen, behalve voor de grondcijns van twee oude groot aan de heer van Boxtel. i

75 10 maart 1519 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ‘s-Hertogenbosch oorkonden dat Emilius, zoon van wijlen Hendrik van Dubben, man van Bela, dochter van wijlen Gerard van Berkel, een jaarlijkse erfcijns van negen Rijnsgulden verkocht heeft aan meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van de Onze Lieve Vrouwe Broederschap in de Sint-Janskerk te ’s-Hertogenbosch uit een huis, erf, tuin en aanhorigheden, zowel akker als weiland, in de parochie van Someren, tussen de gemene plaats enerzijds en het erfgoed van Maarten, zoon van wijlen Gerard Moens alias Keteler, anderzijds, strekkend vanaf het erfgoed van Willem Hubenzoon tot de gemene grond daar; alsmede uit een weiland van een bunder te Someren, tussen het erfgoed van Gozewijn Veen enerzijds en tussen de Aa anderzijds, strekkend vanaf het erfgoed van Nicolaas Mollener van Someren tot het erfgoed van Maarten, zoon van wijlen Gerard Moens alias Keteler. Emilius heeft waarschap beloofd, behalve voor de grondcijnzen aan de hertog en aan de heer van Helmond oplopend tot elf stuiver en voor de erfpachten oplopend tot zes mud rogge; de cijns kan altijd teruggekocht worden.
Getuigen: schepenen van ‘s-Hertogenbosch: Nicolaas Spierinck en Peter van Hijnden i

76 26 maart 1521 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Godfried, zoon van wijlen Wouter van Middegael, en Lambert, zoon van wijlen Gerard van den Broeck, proosten van de Onze Lieve Vrouwe Broederschap in de Sint-Janskerk te ’s-Hertogenbosch, een jaarlijkse erfcijns van negen Rijnsgulden hebben overgedragen aan meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van Jan van Berkel, zoon van wijlen Gerard, uit een huis, erf en tuin en aanhorigheden, zowel akker- als weiland, in de parochie van Someren, tussen de gemene plaats enerzijds en het erfgoed van Maarten, zoon van wijlen Gerard Moens alias Keteler, anderzijds, alsmede uit een weiland van twee bunder te Someren, tussen het erfgoed van Gozewijn van Veen enerzijds en de Aa anderzijds, welke erfcijns meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van de Broederschap van Paul, zoon van wijlen Hendrik van Dirwen, man van Bela, dochter van wijlen Gerard van Berkel, verworven had. Zij zullen de cijns altijd kunnen terugkopen.
Getuigen: schepenen van ‘s-Hertogenbosch: Lambert van den Broeck en Jan, zoon van Jan Arnts van Vladeracken. i

77 26 maart 1521 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Godfried, zoon van wijlen Wouter van Middegael, en Lambert, zoon van wijlen Gerard van den Broeck, proosten van de Onze Lieve Vrouwe Broederschap in de Sint-Janskerk te ’s-Hertogenbosch, een jaarlijkse erfcijns van negen Rijnsgulden overdragen aan meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van Jan van Berkel, zoon van wijlen Gerard, te voldoen uit een huis, erf en tuin en de daaraan grenzende erfgoederen, zowel akkerland als weiland, ongeveer twee mud, vier scharen en een halve bunder land omvattend, in de parochie van Someren, op de plaats genaamd ‘sHynen’, tussen de gemene straat enerzijds en het erfgoed van Maarten, zoon van wijlen Gerard Moens alias Keteler, anderzijds, alsmede uit een stuk weiland van twee bunder, gelegen te Someren tussen het erfgoed van Gozewijn van Veen enerzijds en de Aa anderzijds, welke cijns meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van de broederschap van Paul, zoon van wijlen Hendrik van Dirwen, man en voogd van Bela, dochter van wijlen Gerard van Berkel, verworven had.
Getuigen: schepenen van ‘s-Hertogenbosch: Lambert van den Broeck en Jan, zoon van Jan Arnts van Vladeracken. i

78 30 juli 1521.
Dirk van Ahorst, openbaar notaris, maakt het testament op van meester Alard Baliart, deken en kanunnik van de kerken van ’s-Hertogenbosch en Boxtel, waarin deze een huis, erf en tuin met aangehorigheden te Boxtel, gelegen bij het (Clarissen)klooster te Boxtel overdraagt aan deken en kapittel van de Sint-Petruskerk te Boxtel, met de verplichting van een jaarlijkse erfcijns van twee mud rogge en het geven van twee broden aan elke kanunnik bij het zingen van het ‘Inviolata’, ter waarde van een oortje per brood uit de tafel van het kapittel. Tevens legt hij een aantal bepalingen vast ten aanzien van dit huis en stelt dat het kapittel bij verkoop, vervreemding of verpanding binnen een maand honderd gouden kronen zal betalen. i

79 28 maart 1525 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Willem, zoon van Peter van Riel, door hem en Arnolda, dochter van wijlen Willem Keyot, verwekt, en Jan, zoon van wijlen Jacob Willemenzn., aan Hendrik, zoon van wijlen Hendrik, zoon van wijlen Jan Sanders, messenmaker, tegen een jaarlijkse erfcijns een huis, erf en tuin hebben gegeven, gelegen te ’s-Hertogenbosch boven de Vughterdijk binnen de poort daar, tussen het erfgoed van Jan van Vladeracken enerzijds en de erven van Bartholomeus Polslouwer anderzijds, die Arnoud Keyot, zoon van wijlen Willem Keyot, van Geertrui van Doesburg, dochter van wijlen Nicolaas, verworven had, en waarvan de ene helft na de dood van Arnoud Keyot aan Willem toegevallen is, en de andere helft aan Jan krachtens testament van Maria, dochter van Jacob Wouters, echtgenote van Arnoud Keyot. Hendrik zal dit houden voor de grondcijns en diverse cijnzen tot negen pond aan diverse personen te voldoen en belooft aan Willem de jaarlijkse erfcijns van twee en een halve schellling en aan Jan de jaarlijkse erfcijns van vijf Rijnsgulden te voldoen uit de in cijns gegeven goederen.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Gerard van Berkel, zoon van Gerard, en Dirk de Borchgreve, zoon van Dirk. i

80 4 december 1525.
De drie Staten van Brabant oorkonden dat zij een jaarlijkse erfelijke rente van 35 Rijnsgulden verkocht hebben aan de pater en moeder-overste en het convent van (de Clarissen) te Boxtel, op voorwaarde dat zij deze erfrente altijd zullen mogen kwijten. i

81 19 januari 1527 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Jan Wyge, zoon van wijlen Hendrik, gemachtige krachtens het testament van Peter, zoon van wijlen Reinier Kersmeker, verver, en Catharina, zijn vrouw, een huis en tuin met aanhorigheden in cijns gegeven heeft aan Gijsbert, zoon van wijlen Dirk Gerritszn., gelegen te ’s-Hertogenbosch op de hoek van het Neystraetken, tussen het erfgoed van Godfried van Vaerlair enerzijds en van Rodolf Doncker en Arnoud Hameker anderzijds, welk huis en tuin genoemde Peter van Jan, zoon van wijlen Daniel van Ricartsfoirt, in cijns verworven had en dat nu een huis, erf, ledige plaats en een achterhuis of stal is, strekkend naar het Neystraetken en de Karrestraat op de hoek van de Karrestraat, tussen het erfgoed van de kinderen van wijlen Cornelis in den Slotel enerzijds en van de erfgenamen van wijlen Godfried de Roydreger anderzijds, strekkend van het Neystraetken en de Karrestraat naar het erfgoed van Hector, natuurlijke zoon van wijlen Rodolf de Bever. Gijsbert zal dit bezitten voor de grondcijns, voor een jaarlijkse erfcijns van veertien pond aan Arnoud, zoon van wijlen Wouter van Hall, voor een jaarlijkse erfcijns van tien pond aan de erfgenamen van wijlen Judocus Huyben, voor een jaarlijkse erfcijns van vier pond aan Peter, zoon van wijlen Geldo van Eeckhout uit Gent, voor een jaarlijkse erfcijns van twee pond aan een altaar in de kapel van Sint-Cornelis op de Vughterdijk, door Gijsbert te voldoen op de gestelde plaatsen en termijnen, alsmede voor een jaarlijkse erfcijns van vijf Rijnsgulden, door Gijsbert te geven aan meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van Heilwich en Hendrika, zusters van het Clarissenklooster te Boxtel, dochters van wijlen Peter, zoon van wijlen Reinier Kersmeker, en voor een jaarlijkse erfcijns van twaalf en een halve Rijnsgulden aan meester Nicolaas Kuyst ten behoeve van Reinier, Hildegonde, Aleid en Ida, onmondige kinderen van wijlen Godfried van Doern alias Wetsteen en wijlen Aleid, dochter van wijlen Peter, zoon van wijlen Reinier Kersmeker, op voorwaarde dat Gijsbert de cijns van vijf gulden en die van twaalf en een halve gulden zal kunnen terugkopen.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Godfried Sijmonis en Jan van Brecht. i

82 9 [***] 1529.
[***Schepenen ***] Bergen op Zoom [***] voogd van Adriana, dochter van [Tielman?] [***] van wijlen Jan de Clerkckx de jonge [***] overgedragen [***] zijn zus Kath[erine] Hee[r]els, abdis, en ten behoeve van het klooster Sint-Elisabethsdal te Boxtel [***] Gielis de Smit en Willem Hugenzone d.d. [***] Christiaan Stipman op een huis en erf [***] Marselis Janszn., bontmaker, op een huis en [***] in de Onze Vrouwestraat [***] jonkvrouwe Anna heeft opgedragen [aan] het godshuis te Boxtel de schepenbrief [***]. i

83 5 mei 1530.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat nadat Hendrika, dochter van wijlen Jan Wouterszn., weduwe van Peter [Ach]ten, het vruchtgebruik dat haar toekomt in een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge, die Wouter, zoon van wijlen Godfried Roestenberch, beloofd had te geven aan Willem Hinckart voor de ene helft en voor de andere helft aan vrouwe Hadewijch, weduwe van Nicolaas van Beerze, zoon van wijlen Gerard van Beerze, uit twee bunder weiland in de parochie van Boxtel te Liempde, tussen het erfgoed van Nicolaas Coel van der Lynden enerzijds en van Lambert, zoon van wijlen Denckin genaamd van den [Acker] anderzijds, en haar vruchtgebruik in een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge uit een erfpacht van twaalf mud, te voldoen uit het ‘Aude Venne’, deels akker en deels weiland, in de parochie van Oirschot, in de herdgang van Oerle, tussen het erfgoed van Gillis de Cremer enerzijds en van Arnoud van der A[ft]ter en zijn kinderen anderzijds, alsmede uit de helft van de ‘Nuwe venne’, deels akker en deels weiland, ook daar gelegen, alsmede uit de helft van het weiland ‘die [Geestar]t’, gelegen aldaar, ook uit de helft van het weiland de ‘Nuwenbeempt’, gelegen aldaar, overgedragen had aan Rodolf, haar zoon,
dat Rodolf de genoemde erfpacht van een mud rogge en van een mud rogge uit de erfpacht van twaalf mud heeft overgedragen aan Jacob, zoon van wijlen Gerard Robbrechtszn., molenmaker.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Lambert van den Broeck en Adriaan van Eijndhoudts. i

84 8 juni 1532.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Gerard, zoon van Jan Beeckmans, man van Adriana, dochter van wijlen Gillis Arntszn., en Wouter, zoon van wijlen Egidius Arntszn., aan Maarten, zoon van wijlen Gillis Mijssen, ten behoeve van hem en van Peter en Jan, zijn broers, een jaarlijkse erfcijns van drie gulden hebben verkocht uit een huis, erf en tuin en het aangrenzend erfgoed van drie lopen land in de parochie van Boxtel, in Breukelen, tussen het erfgoed van Lutgardis, weduwe van Hendrik Beeckmans, enerzijds en de gemene plaats anderzijds, alsmede uit een stuk weiland in Boxtel, te Lennisheuvel, dat ook van Gerard is, gelegen tussen het erfgoed van Jacob Cattelaer enerzijds en van de gemeint van Oettendonck, alsmede uit de helft die Wouter toekomt in een weiland te Lennisheuvel, tussen het erfgoed van Gillis Jansszn. enerzijds en van Godfried Martens anderzijds, strekkend vanaf het erfgoed van de erfgenamen van Arnoud Neijsen tot de gemene plaats. De verkopers beloven waarschap, behalve voor vier en een halve gulden uit het huis, erf, tuin en aanliggend erfgoed, voor vier stuiver grondcijns uit het weiland van Gerard en voor anderhalve oude groot uit genoemd weiland. De verkopers kunnen de genoemde cijns altijd terugkopen met 55 gulden en met de achterstallige cijns van het jaar van terugkoop.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Everard van den Water en Jan Pijnappel. i

85 6 juli 1536.
Schepenen, gezworenen, raadslieden, dekens van de ambachtsgilden, een deel van de goede knapen en de gemene stad van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat zij aan het Clarissenklooster te Boxtel een losbare jaarlijkse erfrente verkocht hebben van zes gouden florijnen, uit te keren op welomschreven jaarlijkse betaaldagen aan het klooster of aan degene die namens het klooster deze oorkonde of een bezegeld afschrift laat zien, en zij leggen de verplichtingen vast ingeval de stad niet betaalt en/of het klooster de originele stedelijke oorkonde verliest. i

86 4 november 1536.
Uittreksel uit het notarieel testament van juffrouw Aleid, weduwe van Jan van Becker, d.d. 1536.11.04, opgemaakt door Simon Bax, apostolisch notaris, in bijzijn van Rutger van Ophoven, priester en beneficiant in de Sint-Janskerk te ’s-Hertogenbosch, Jan Bucx en Joost Gerritss. van Berkel, poorters van Den Bosch, getuigen, waarin Aleid het (Clarissen)klooster te Boxtel een losrente van negen gulden uit onderpanden te Someren toekent. i

87 27 maart 1537 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Hendrik, zoon van wijlen Arnoud Hendrikszn., een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge verkocht heeft aan Elisabeth, weduwe van [***] Bevers, uit een stuk akkerland van drie lopen in de parochie van Boxtel, gelegen op Hal, tussen het erfgoed van het klooster van de Heilige Maria en Brigitta te Rosmalen, gelegen op het Coudewater, aan beide zijden en met het ene einde, met het andere einde strekkend naar de gemene plaats. De verkoper heeft waarschap beloofd, behalve voor de grondcijns van drie stuiver aan de heer van Boxtel.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Gijsbert Heijm en Rudolf van Eijck. i

88 15 mei 1538.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat [***], zoon van wijlen Arnoud [***] van der Hoeven, een jaarlijkse erfcijns van zes en een halve gulden, die Peter de Buyser, zoon van wijlen [***] , wettige man van Arnolda, dochter van wijlen Hendrik Arntszn. van der Hoeven, beloofd had te voldoen aan Jan, natuurlijke zoon van wijlen Jan Bolcx, als wettige man van Guedeldis, uit drie [***] en twee huizen er achter in Den Bosch boven de Vughterdijk, tussen het erfgoed van [***] Berckel enerzijds en van Everard, zoon van wijlen Boudewijn Lemmenszn., anderzijds, lang geleden tot het erfgoed van [***] en Frank, zoon van wijlen Hendrik, zoon van wijlen Arnoud van der Hoeven, schoenmaker, Jan, natuurlijke zoon van wijlen Jan Bolcx [***], man en wettige voogd van Guedeldis, en Marcelis, zoon van wijlen Godfried van Os, Matheus [***], Maarten van den Mortel en Jacob Poelman Hermanszn. als aangestelde voogden en voogden van [***] en Johanna, kinderen van [***] wijlen Jan, zoon van wijlen Hendrik, zoon van wijlen Arnoud van der Hoeven, voor de voornoemde cijns en [***], en welke cijns E[***] Bacx [***] aan Arnoud overgedragen, heeft overgedragen aan Gozewijn, zoon van wijlen Gijsbert [Joos]tens.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Frans Bogart en Gijsbert Heijm. i

89 25 september 1540.
Deken en kapittel van de Sint-Petruskerk te Boxtel maken door middel van het vidimus van de oorkonde van Cornelis van Bergen, bisschop van Luik, hertog van Bouillon en graaf van Loon, d.d. 1540.09.03, die tijdens hun kapittelvergadering ten behoeve van het Clarissenklooster te Boxtel is overlegd en getoond, aan alle abten, priors, proosten, dekens, pastoors, priesters en overige kerkelijke bestuurders, abdissen, prioressen en alle kerkelijke en wereldlijke personen bekend dat de bisschop het klooster en hun boden toestemming heeft gegeven om aan de parochianen aalmoezen te vragen ten behoeve van het herstel en wederopbouw van het klooster na de brand in 1540. i

90 30 juli 1549.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Maarten Tymmermans en Peter Henricks., door Willem Peterss. van der Vloet, gekwetst ziek in bed liggend, met instemming van zijn vrouw Marieke gemachtigd zijn als voogden bij vonnis van Jan van tZevel, schout te Boxtel, bij het overlijden van Willem alles te verkopen en transporteren als hun eigen goed om zijn schulden en de uitvaart te betalen en dat alles ten behoeve van Marieke, zijn huisvrouw, en hun beider kinderen, en dat zij aan Hendrik Jan Schellekens de ‘Grotenakker’ verkocht hebben, gelegen in de Blockstraat te Lennisheuvel, aan de ene zijde en met het ene einde grenzend aan deze straat en met de andere zijde aan het erfgoed van het (Clarissen)klooster te Boxtel en van andere personen, en aan het andere einde aan het erfgoed van Zebert Brants; de pachter zal zijn pachtrecht houden en de pacht van de laatste jaarhuur en de huur van die oogst zal de weduwe van Willem hebben. De verkopers beloven waarschap, behalve voor een cijns van twee schelling Leuvens en een erfpacht van een mud Bossche maat. i

91 10 juli 1551.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Jan Gielis Myssen een jaarlijkse erfcijns van drie Carolusgulden overgedragen heeft aan Hendrik Jan Schellekenss., die Gerard Jan Beeckmans, man van Ariken, dochter van Gielis Arts, en Wouter Gielis Artss. verkocht hadden aan Maarten Gielis Myssen ten behoeve van Peter en Jan, hun broers, zonen van Gielis Myssen, uit zijn huis, hofstad, hoeve en erfgoed, drie lopenzaad groot in de parochie van Boxtel te Breukelen en uit een beemd van vier dagmaat die Gerard toebehoorde. i

92 18 juli 1560.
Jan van Horne, baanderheer van Boxtel, heer van Bassigny, Lokeren, Angest, Kessel, Liempde, Esch etc., beveelt alle tolheffers van Holland en Zeeland om de pater van het klooster Sint-Elisabethsdal te Boxtel of hun gevolmachtigde met hun goederen zonder betaling door te laten, omdat Albrecht, paltsgraaf op de Rijn, hertog van Beieren, graaf van Henegouwen, Holland, Zeeland en heer van Friesland, de ingezetenen van Boxtel tolvrijdom heeft verleend, zoals blijkt uit de bezegelde oorkonde van Albrecht die onder hem berust. i

93 20 februari 1561 (gedateerd volgens paasstijl in het hertogdom Brabant).
Burgemeester, schepenen, schatbewaarders, rentmeesters, raden, poorters en de gemene stad van Antwerpen oorkonden dat zij aan het Clarissenklooster te Boxtel, genaamd Sint-Elisabethsdal, een jaarlijkse erfrente van twintig Carolusgulden verkocht hebben op voorwaarde dat de stad deze rente altijd zal mogen terugkopen. i

94 8 februari 1563 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
De drie Staten van Brabant oorkonden dat zij een jaarlijkse erfrente van 27 Carolusgulden voor 432 Carolusgulden verkocht hebben aan het convent van het Clarissenklooster te Boxtel, op voorwaarde dat zuster Anna van Balen, non, tijdens haar leven uit die erfrente jaarlijks vier gulden en twee en een halve stuiver zal ontvangen en dat de erfrente altijd mag worden teruggekocht. De Staten beloven deze rente jaarlijks in twee termijnen te betalen in de dingbank van het kwartier van ’s-Hertogenbosch in handen van Jacob Gramaye of Jacob Bacx, zijn gevolmachtigde. i

95 15 april 1564.
De drie Staten van Brabant oorkonden dat zij een jaarlijkse erfrente van tien Carolusgulden verkocht hebben aan het convent van het Clarissenklooster te Boxtel, op voorwaarde dat de erfrente altijd mag worden teruggekocht en zij beloven deze rente jaarlijks in twee termijnen te betalen in de dingbank van het kwartier van ’s-Hertogenbosch in handen van Jacob Gramaye of Jacob Bacx, zijn gevolmachtigde. i

96 25 april 1564.
De drie Staten van Brabant oorkonden dat zij een jaarlijkse erfrente van zes Carolusgulden, vijf stuiver verkocht hebben aan het convent van het Clarissenklooster te Boxtel voor honderd Carolusgulden, die zij jaarlijks in twee termijnen zullen betalen aan Jacob Bax, hun gecommitteerde in het kwartier van ’s-Hertogenbosch of een plaatsvervanger; de rente is aflosbaar met zestien Carolusgulden. i

97 2 november 1564.
De drie Staten van Brabant oorkonden dat zij aan Willemke, dochter van Dirk Willems, te Boxtel een jaarlijkse erfrente van negen Carolusgulden, vijf stuiver hebben verkocht voor 148 Carolusgulden, die zij altijd zullen mogen aflossen. i

98 7 januari 1566 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Hendrik en Peter, broers, zonen van Willem van Riel, en Jan, zoon van wijlen Jan, man van Maria, dochter van wijlen Willem van Riel, drie vierde delen die hen toekomen in een jaarlijkse erfcijns van twee en een halve Rijnsgulden overgedragen hebben aan Bernard, zoon van Dirk Willems, voogd van Margareta, zijn vrouw, welke cijns Hendrik, zoon van wijlen Hendrik, zoon van wijlen Jan Sanders, messenmaker, beloofd had te betalen aan Willem, zoon van Peter van Riel, en aan wijlen Arnolda, zijn vrouw, dochter van wijlen Willem Keyot, uit een huis, erf en tuin op de Vughterdijk binnen de stadspoorten van ’s-Hertogenbosch, tussen het erfgoed van Jan van Vladeracken enerzijds en van de erfgenamen van Bartholomeus Polslauwer anderzijds, en welk vierde deel van de cijns behoort aan Bernard, zoon van Dirk Willems, man van Margareta, dochter van wijlen Willem van Riel.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Arnoud van Campen en Jan van der Stegen. i

99 15 juni 1568.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Lodewijk, zoon van wijlen Lodewijk Erberts, priester, en meester Jan Clercx Diericxz., door de schepenen aangesteld als voogden van Jan, minderjarige zoon van wijlen Hendrik Jan Beyens en wijlen Jutta, dochter van wijlen Willem Peeters, een stuk land overgedragen hebben aan Catharina Herls, abdis van het Clarissenklooster te Boxtel, Elisabeth Herls, vicarisse, en Anna van Kessel, procuratrice, ten behoeve van het convent; dit land is deels akker- en deels hooiland, gelegen in de parochie van Boxtel bij de Sint-Nicolaasakker, enerzijds tussen deze akker die aan de zusters van het Clarissenklooster toebehoort en tussen de Dommel anderzijds, strekkend [***] tot het erfgoed van de heer van Boxtel, in ruil voor een jaarlijkse erfpacht van zeven lopen rogge, die Bartholomeus de Momboir gewoon is te geven aan het klooster en die de minderjarige Jan uit zijn erfenis ‘de Corte Schaeffroey’ onder Boxtel, te Tongeren, in de Ottenbosch, gewoon is te geven, op voorwaarde dat Jan dat deel van de erfenis zal mogen kwijten met vijftig Rijnsgulden. i

100 15 juni 1568.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Catharina Herls, abdis, Elisabeth Herls, vicarisse, en Anna van Kessel, procuratrice, Agnes van Achelen, Anna van Balen en Maria van Beeck, de oudere en oordeelkundige zusters van het Clarissenklooster te Boxtel, genaamd Sint-Elisabethsdal, namens henzelf en alle zusters met instemming van broeder Jan Fabri van Weert, priester en biechtvader van het klooster en als dusdanig gemachtigd, een jaarlijkse erfpacht van zeven lopen rogge, die Bartholomeus de Momboir gewoon was jaarlijks te betalen aan het klooster uit een stuk akkerland genaamd de ‘Corte Schaeffroey’ in de parochie van Boxtel, te Tongeren, in de Ottenbossch, en welke pacht Jan, onmondige zoon van wijlen Hendrik Jans Beyens en wijlen Jutta, dochter van wijlen Willems Peeters, aan het convent verschuldigd is, overgedragen hebben aan Lodewijk, zoon van wijlen Lodewijk Erberts, priester, en meester Jan Clerx Diercxss. als voogden van de minderjarige Jan, in ruil voor een stuk land, deels akker-, deels hooiland. Het convent zal de jaarlijkse erfpacht van zeven lopen rogge altijd mogen kwijten met vijftig Carolusgulden. i

101 14 augustus 1568.
De drie Staten van Brabant [***] Willemken van den Haps [***] mogen een rente van vier Carolusgulden lossen. i

102 9 februari 1570 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
Schepenen van ‘s-Hertogenbosch oorkonden dat Hendrik, zoon van wijlen Peter Hendriks Moelengraeffs, voor hem en in naam van Cornelis, zijn broer, Jeroen, zoon van wijlen Klaas Goessens, als wettig man en voogd van Christina, zijn vrouw, en Peter, zoon van wijlen Wouter Goijaertss., als wettig man en voogd van Maria, zijn vrouw, dochter van [***] wijlen Peter Hendriks Moelengraeff, een stuk heideland van twee en een halve lopenzaad verkocht hebben aan Hubert, zoon van wijlen Hendrik Adriaans, ten behoeve van het Clarissenklooster gelegen binnen de bruggen van Boxtel, in de parochie van Boxtel, op Luissel, tussen het erfgoed van [***] enerzijds en van Peter Gerrit Mendonck anderzijds, [***] van Willem Gerrits tot het erfgoed van Hendrik Aelberts, [***] op voorwaarde dat de verkopers het stuk heideland altijd zullen mogen lossen met 35 Carolusgulden.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Willem de Borchgreve en Zeger Adriaanssen. i

103 31 oktober 1571.
De drie Staten van Brabant oorkonden dat zij een erfrente van 62 Carolusgulden verkocht hebben aan Floriszone Bruin Janss. van Nijmegen voor een bedrag van 715 Carolusgulden, op voorwaarde dat zij deze erfrente altijd zullen mogen kwijten. i

104a 19 maart 1573 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
De drie Staten van Brabant oorkonden dat zij meester Roelof Loekemans, pensionaris van ’s-Hertogenbosch, een erfrente van zestien Carolusgulden, dertig stuiver en een plak verkocht hebben voor tweehonderd Carolusgulden. i

104b 19 maart 1573 (gedateerd volgens paasstijl, gehanteerd door de schepenbank van Den Bosch).
De drie Staten van Brabant oorkonden dat zij meester Roelof Loekemans, pensionaris van ’s-Hertogenbosch, een erfrente van zestien Carolusgulden, dertig stuiver en een plak verkocht hebben voor tweehonderd Carolusgulden. i

105 26 juni 1574.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Petrus Hulsen namens het Clarissenklooster Sint-Elisabethsdal te Boxtel en krachtens hun procuratiebrieven een jaarlijkse erfcijns van zeven Carolusgulden verkocht heeft aan Aleid, dochter van wijlen Erbert Wouterss, vrij van alle heffingen en lasten van de hertog uit de Sint-Nicolaasakker, twaalf lopen groot in de parochie van Boxtel, op de plaats Onrode, tussen de gemene plaats enerzijds en met een einde en tussen het erfgoed van de weduwe van Jan Goyarts en hun kinderen anderzijds, op voorwaarde dat het convent deze erfcijns altijd zal kunnen terugkopen.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Jan van der Stegen en Hendrik Heeren. i

106 16 augustus 1574.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Hubert, zoon van wijlen meester Peter van Tuyl, het akkerland ‘den Hamecker’ van drie lopen groot verkocht heeft aan Peter, zoon van wijlen Michiel van den Bichelaer, gelegen in de parochie van Boxtel, te Lennisheuvel, tussen het erfgoed van Wouter, zijn broer, zoon van wijlen meester Peter, enerzijds, en van Gerarda, zijn zus, weduwe van Jan Michiels, anderzijds, strekkend met beide einden tot het erfgoed van de heer van Boxtel en andere personen.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Jan van der Stegen en Hendrik Heeren. i

107 16 augustus 1574.
Jan van Beerdonk, openbaar notaris, oorkondt dat Peter Michiels van den Bichelaer van Hubert, zoon van wijlen meester Peter van Tuyl, voor schepenen van ’s-Hertogenbosch ‘den Hamecker’ gekocht heeft, die drie lopen groot is en gelegen in de parochie van Boxtel, te Lennisheuvel, tussen het erfgoed van Wouter, zoon van meester Peter van Tuyl, enerzijds en van Gerarda, weduwe van Jan Michiels, anderzijds, strekkend met beide einden tot het erfgoed van de heer van Boxtel en andere personen, en dat Peter verklaard heeft dat het stuk land aan de Clarissen zou moeten toebehoren en dat het klooster daarvoor aan Hubert, zoon van meester Peter van Tuijl, een andere akker van drie lopen te Boxtel, onder het gerecht van Liempde, overgedragen heeft.
Getuigen: Dirk Roeloffs Borcharts, Gerard Jans van den Hoevel en Peterken van den Bossche. i

108 30 juni 1588.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat nadat Maarten Tymmermans en Peter Henricks., bij het ziekbed van Willem Peterss. van der Vloet met instemming van diens vrouw Marieke gemachtigd om zijn goederen te verkopen, over te dragen en waarschap te beloven om zijn schulden af te lossen en zijn uitvaart te betalen, en als voogden voor Marieke en hun kinderen aangesteld bij vonnis van Jan van tZevel, schout te Boxtel, ‘de Grote Ecker’ verkocht hebben aan Hendrik Jan Schellekens, gelegen te Lennisheuvel in de Blockstraat, aan de ene zijde en het ene einde grenzend aan deze straat en aan de andere zijde aan het erfgoed van het (Clarissen)klooster te Boxtel en van andere personen, en aan het andere einde aan het erfgoed van Zebert Brants,
dat nu Dirk, zoon van wijlen Goijart Gobels, man van Geertrui, dochter van wijlen Embert Goossens, en Heilken, zijn vrouw, dochter van wijlen Hendrik Jan Schellekens, dit stuk land heeft verkocht aan meester Frans Goossens ten behoeve van het Clarissenklooster te Boxtel, op voorwaarde dat Dirk of zijn erfgenamen dit eeuwig zullen mogen terugkopen met 350 Carolusgulden.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Jan van Campen en Everard de Borchgreve. i

109 15 oktober 1594.
Eck en Heukelom, schepenen van Nijmegen, oorkonden dat Catharina Bruitgens, jongere dochter, bij testament aan het armengasthuis te Nijmegen én aan het convent van de Clarissen die eertijds te ‘s-Hertogenbosch verbleven, waarin zusterke Liudtghen Roeloffen woonde, elk een helft van een jaarlijkse rente van 621/2 Carolusgulden heeft geschonken, alsmede uitkeringen heeft gedaan aan een aantal andere personen. i

110 14 september 1595.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat [Cecilia, vrouw van wijlen Jacob, en Catharina, dochter van Dirk, ***] Olland, tussen de gemene plaats enerzijds en het erfgoed van Gerard Diexss., Jan Evertss. en de kinderen van wijlen Thomas Lambertss. anderzijds, welke cijns Elisabeth, dochter van wijlen Christiaan Henricsken en wijlen Geertrui, overgedragen had aan Gijsbert van de Velde ten behoeve van de kinderen van wijlen Jan, zoon van wijlen Christiaan Mathijssen, voor een derde deel, aan Cecilia, vrouw van wijlen Jacob, voor een derde deel en aan Catharina, dochter van Dirk, voor een derde deel, hebben overgedragen aan Dirk van Kessel, zoon van Bernard van Kessel, ten behoeve van het Clarissenklooster te Boxtel, verblijvend te ’s-Hertogenbosch.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Everard de Borchgreve en Johannes van Brecht. i

111 29 oktober 1599.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Aleid en Judith, dochters van wijlen Peter Danielss. en wijlen Cunera, die hun zuster Johanna, non in het Clarissenklooster te Boxtel, willen begunstigen, een jaarlijkse erfcijns van acht Carolusgulden beloofd hebben aan Dirk van Kessel ten behoeve van het klooster uit een huis, erf, tuin en aanliggend akkerland van een mulder in de parochie van Oss bij de kerk, tussen het erfgoed van Hendrik Lamberts enerzijds en verder aan beide zijden tot de gemene plaats, en dat zij waarschap beloofd hebben, behalve voor een jaarlijkse erfcijns van zes gulden aan Maria van Oss en een jaarlijkse erfpacht van twee sister rogge aan Hendrik Arntss.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Andreas van Luijck en Willem Oliviers. i

112 15 januari 1602.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat nadat Thomas, wettige zoon van wijlen Koenraad van Berse, de nastelmaker, een jaarlijkse erfrente van zes gouden kronen gekocht had van de stad ’s-Hertogenbosch op 14 juli 1470, en daarna Hendrik en Koenraad, broers, kinderen van wijlen Koenraad, zoon van wijlen Koenraad van Berse, deze erfrente voor henzelf en voor Gijsbert, zoon van wijlen Koenraad Snavel, hebben overgedragen aan Bartholomeus, zoon van wijlen Jan Mijssoen op 3 januari 1494, en deze rente met andere goederen bij erfdeling van de goederen van Jan, zoon van Bartholomeus, zoon van Jan Mijssoen, toegevallen was aan Willem, zoon van Bartholomeus Janssoen, op 21 februari 1590, dat laatstgenoemde Willem, deze erfrente heeft overgedragen aan Jan Janssoen Verheijen, bierbrouwer.
Getuigen: schepenen van ‘s-Hertogenbosch: Dirk van Vechel en Godfried van Engelant. i

113 14 maart 1607.
Hendrik Sedulius, provinciaal van de minderbroedersprovincie Germania Inferior, geeft toestemming aan Gerard van Horne, baron van Boxtel, heer van Bassigny, om het Clarissenklooster te Boxtel binnen te gaan. i

114 20 december 1608.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch vidimeren het door notaris Arnoud de Aggere geauthenticeerde afschrift van de oorkonde van Jordaan, protector van de orde van de minderbroeders en Clarissen, d.d. 10 juli 1409.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Jacob van der Cammen en Jan van den Velde.4 i

115 3 november 1610.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Gerartken, dochter van wijlen Elias, genaamd Eel Janssoen, weduwe van Michiel Huijben, krachtens het testament van Michiel, dat op 8 maart 1606 voor Willem Wouters van Buerden, vicepastoor van de kerk te Boxtel, gemaakt was, een jaarlijkse erfcijns van vijf Carolusgulden en vijftien stuiver heeft verkocht aan Hendrik, zoon van wijlen Gerard Elias, uit het akkerland ‘Int Cleyn Vierdel’ aan de ‘tweestappen’ van drie en een half lopenzaad, in de parochie van Boxtel, in de herdgang Tongeren, tussen het erfgoed van Jan Thoniss van D[***]en enerzijds en van Dirk Gerritss anderzijds, strekkende met het ene einde aan de openbare straat en met het andere aan de openbare weg. Zij belooft waarschap en de koper zal de cijns altijd mogen lossen.
Getuigen: schepenen van ‘s-Hertogenbosch: Jan Bardoul en Gerard van Horenbeeck. i

116 18 juni 1611.
Gijsbert Masius, bisschop van ’s-Hertogenbosch, verklaart dat hij het altaar van Onze Lieve Vrouw, Sint-Jan Evangelist en Sint-Franciscus (in de kerk van het Clarissenklooster te Boxtel) heeft gewijd en er de relieken van de eerste martelaar, de heilige Stefanus, in heeft geplaatst en dat hij aan alle gelovigen die de kerk en het altaar dit jaar en op de gedenkdag van deze wijding bezoeken, een aflaat verleent van veertig dagen. i

117 6 augustus 1611.
Meester Jan, zoon van Dirk Willemsen van Kessel, priester en kanunnik van de collegiale Sint-Petruskerk te Boxtel, heeft zijn penningen heeft laten zien om krachtens zijn naastingsrecht een gedeelte te kopen in het Laexcven in de parochie van Boxtel, te Lennisheuvel, in de Ottenbosch, naast het erfgoed van Hendrik en Peter, zonen van Gerard Avengoen, enerzijds en naast dat van Michiel Jannsen en Hendrik Janss. Willems anderzijds. Adriana, weduwe van Evert Nulants, heeft dit ven overgedragen aan de voornoemde Hendrik en Peter, waarna deze het naastingrecht van Jan erkend hebben, zoals in de schepenoorkonde van Den Boxtel d.d. 14 januari 1555 staat.
Dirk van Kessel, zoon van wijlen Bernard, zoon van Dirk Willemssen van Kessel, heeft dit gedeelte van het Laecxven, dat hij door erfdeling van meester Jan van Kessel, zijn oom, verworven had en krachtens het naastingsrecht behouden, gegeven en afgestaan aan Mathijs van den Ancker ten behoeve van de Clarissen te Boxtel, op voorwaarde dat zijn erfgenamen dit gedeelte van het ven altijd zullen kunnen terugkopen met zeventig Carolusgulden.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Gerard van Horenbeeck en Tielman, zoon van Jan Tielman. i

118 19 december 1611.
Staat en inventaris van de erfdeling tussen juffrouw Mechteld van Westrenen, weduwe van doctor Evert van Schayck, en Clemens van Speulde met verwanten. i

119 15 januari 1619.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Hendrik Martensz. van Berse, schepen van de vrijheid van Sint-Oedenrode, gemachtigd door jonker Mark van Gerwen, schout van Peeland en Sint-Oedenrode, Eijmbrecht van Oetelaer, zijn plaatsvervanger, Mathijszoen Hendrik Vogels, Jacob Willem Gerartss., Jan Janssoen van Oirschot, Lucas Aart Lucass., Marcelis Lambertss. en Hendrik Janssoen Tijbos, schepenen van Sint-Oedenrode, Peter van Heessel Janss., kerkmeester, Hendrik Janss. Craenen en Thomas Hendrik Diercx van den Morselair, Heilige Geestmeesters, Leonard Roeloffs van den Hornick, Jan Ruth Henricxz. van Herenthum, Hendrik Lambert Henricxz., Marten Reijnder Dobbelijns en Jan Anthonis Vrancken, naburen en ingezetenen van de vrijheid van Sint-Oedenrode, op 29 oktober 1618 ten overstaan en met behulp van Thomas Jans Maess., eertijds burgemeester van Sint-Oedenrode in 1603, aan Dirk van Kessel een jaarlijkse erfcijns van zestig Carolusgulden verkocht heeft ten behoeve van het Clarissenklooster in de baronie van Boxtel. De cijns kan ten allen tijde gelost worden met duizend Carolusgulden.
Deze cijns moet gebruikt worden om de volgende obligaties te betalen: 250 Carolusgulden aan Jan Willems Bloemarts ten behoeve van Marieke Bauwens, 200 aan het klooster te Oisterwijk, 150 aan Ruth Janss. van Orthen, 50 aan Pauwelssen Janss., 100 aan Johan Garnier, 100 aan Michiel Henricx, 75 aan Marieke Henricx van Beek en 75 aan Huibert Brouhesius.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Lambert Remmens en Rombout Romboutsen. i

120 4 februari 1620.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Marcel Willem Lenaertss., inwoner van Asten, aan Dirk van Kessel een jaarlijkse erfcijns verkocht heeft van 25 Carolusgulden ten behoeve van het Clarissenklooster te Boxtel uit:
- een huis, erf, hof en ander aanliggend erfgoed in de parochie van Asten, ca. zeven lopenzaad groot, op een plaats geheten ‘Aent Rijnvelt’, naast het erfgoed van het klooster van Binderen enerzijds en van Jan Aelberts anderzijds en met het ene einde strekkend, en met het andere einde aan de openbare straat
- vijf lopenzaad akker- en grasland, genaamd de ‘Bittort’ in de parochie van Asten, naast het erfgoed van het klooster van Binderen enerzijds en van Jan Alberts anderzijds en met het ene einde, strekkend met het andere einde aan het Pallembroeck
- een stuk akker- en grasland van ca. zeven lopenzaad daar, naast het erfgoed van Jan Aelbert enerzijds en naast de gemeint daar anderzijds en met het ene einde, strekkend met het andere einde aan de goederen van Jan Henricxs.
- een haardstede met de daarop staande schuur en een half lopenzaad land binnen de voornoemde parochie aan de meiboom daar, naast het erfgoed van Hendrik Franss. enerzijds en van Peter Diercxz. van den Winckel anderzijds, strekkend met het ene einde aan de openbare straat en met het andere aan de goederen van Hendrik Frans Laureijnss.
- een weide van drie en een half lopenzaad in de voornoemde parochie op de plaats geheten ‘In den Brant’, tussen het erfgoed van Jan Henricx enerzijds en de gemeint anderzijds en met het ene einde, strekkend met het andere einde aan de goederen van Jan Matijss. van den Cruijce
- een stuk gras- en akkerland van ca. vier lopenzaad in dezelfde parochie, op dezelfde plaats, tussen het erfgoed van het klooster van Binderen enerzijds en de gemeint anderzijds en met het ene einde, strekkend met het andere einde aan de goederen van Hendrik Joachim, die hij van hetzelfde klooster in erfrecht heeft. De verkoper belooft aan het Clarissenklooster vrijwaring, behalve voor een jaarlijkse cijns van ca. negen gulden en een blank, die eerst uit de goederen aan de meiboom moet betaald worden. Hij zal de cijns altijd mogen lossen met vierhonderd Carolusgulden.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Hendrik Franssen van Gestel en Godfried Loeff van der Sloot. i

121 4 februari 1620.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Aart, zoon van wijlen Frans Timmermans, als gemachtigde voor Maria, weduwe van Frans Timmermans, en voor Maria en Anneke, zijn zusters, dochters van Frans en Maria, een jaarlijkse erfcijns van twaalf gulden heeft verkocht aan Dirk van Kessel ten behoeve van het Clarissenklooster te Boxtel uit:
- een woonhuis, schuur, schop, met de gronden, hof, boomgaard en andere daarbij gelegen landerijen, tien lopenzaad groot, gelegen in de parochie van Asten naast het erfgoed van Mathijs Philipss. enerzijds en van de erfgenamen van Filips Peterss. anderzijds, met het ene einde aan de straat en met het andere aan de goederen van Jan Jacobss. Eckelcamp
- een stuk land van zes lopenzaad in de parochie van Asten, naast de goederen van de heer van Asten enerzijds en van Joost Peterss. van den Eynde anderzijds, strekkend met het ene einde aan de straat en met het andere aan een beemd
- een stuk beemd in de parochie van Asten van negen lopenzaad, naast de goederen van de heer van Asten enerzijds en het erfgoed van Mathijs Philipss. anderzijds, strekkend met het ene einde aan het voornoemde land en met het andere aan het erfgoed van Jan Wouters van Beeck
- en een hooibeemd in de parochie van Asten van negen lopenzaad, naast het erfgoed van de erfgenamen van Janss. Bekelx enerzijds en van Willem Verdysteldonck anderzijds, met beide einden aan de goederen van de erfgenamen van Mathijs Philipss.
Aart heeft vrijwaring beloofd aan het Clarissenklooster, behalve voor de jaarlijkse grondcijns aan de heer van Asten van dertig gulden en tien stuiver aan diverse personen te voldoen; hij zal de cijns van twaalf gulden altijd mogen lossen met 200 Carolusgulden.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Hendrik Franssen van Gestel en Godfried Loeff van der Sloot. i

123 22 april 1620.
Memorie voor Antoon Willemss. waarin staat dat de ‘Meyssenakker’ door de erfgenamen van Gerard Jan Beeckmans op 22 april 1620 overgedragen is aan Antoon Willemss., en dat Gerard Jan Beeckmans deze geërfd had van zijn ouders op 30 september 1553 met meer andere erfgoederen die hem en zijn mede-erfgenamen toegevallen zijn van wijlen Jan Beeckmans bij de erfdeling voor schepenen van Boxtel en die tot de dood van Oda, weduwe van Gerard, door Gerard en Oda in bezit zijn geweest en gebruikt.
Antoon Willemss. heeft het gedeelte van de erfgenamen van Gerard Jan Beeckmans niet overgedragen volgens het testament van Gerard, wat hij wel had moeten doen bij verkoop, zoals overeengekomen was met de erfgenamen. i

124 11 mei 1620.
Antoon, zoon van wijlen Willem Jans Reijnderssen, heeft aan Geerling Ruijs ten behoeve van Dirk van Kessel, secretaris van ’s-Hertogenbosch, de ‘Meyssenakker’ geschonken, gelegen te Boxtel, in Breukelen, tussen het erfgoed van [Andries Henricx] enerzijds en met het ene einde en tussen het erfgoed van Wouter Willem Dirkxz. anderzijds, strekkend met het ene einde aan de gemene straat; deze akker had hij van Adriaan, zoon van Huijbert Jan Beeckmans, als erfgenaam van Gerard Jan Beeckmans voor het ene deel bij koop verkregen, zoals in een schepenoorkonde van Boxtel d.d. 22 april 1620 staat, en voor het andere deel bij testament van Gerard. Antoon belooft aan Dirk van Kessel waarschap, behalve voor de jaarlijkse grondcijns die aan de heer van Boxtel moet betaald worden, voor een erfpacht van vier lopen rogge in een erfpacht van een mud rogge jaarlijks aan de Tafel van de Heilige Geest te Boxtel en voor een daalder jaarlijks aan Margriet, weduwe van Hendrik Antoon Schellekens.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Jan Bardoul en Godfried Loeff van der Sloot. i

125 4 september 1620.
Dirk van Kessel, secretaris van ’s-Hertogenbosch, weduwnaar van Aleid, zijn vrouw, dochter van meester Roelof Loekemans, pensionaris van ’s-Hertogenbosch, heeft als waarnemer van Hendrik van Kessel, zijn wettige zoon, een erfrente van zestien Carolusgulden, die de drie Staten van Brabant verkocht hadden aan Roelof Loekemans blijkens de oorkonde d.d. 19 maart 1572, aan Hendrik toegekend in afkorting en mindering op het huwelijksgoed dat hem toekomt vanwege zijn moeder Aleid.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Godfried Loeff van der Sloot en Albert van den Dungen. i

126 28 september 1620.
Charles de Merre en Antoon Sivory, schepenen van Antwerpen, oorkonden dat Hendrik van Berkel, zoon van meester Dirk van Kessel, secretaris van ’s-Hertogenbosch, en van wijlen Aleid, dochter van wijlen meester Roelof Loekemans, pensionaris van ’s-Hertogenbosch, een erfrente van zestien gulden verkocht heeft aan Jacques Darbaut, koopman te Antwerpen, ten behoeve van het Clarissenklooster te Boxtel. i

127 1 oktober 1622.
Jan van Wasselain, heer van Wattines, ridder, verklaart dat moeder-overste, de vicaresse en procuratrice, met behulp van François Wellemans, pater van het Clarissenklooster te Boxtel, en meester Rochus Lemnius, licentiaat in de rechten, burggraaf en rentmeester van de baronie van Boxtel, hem vergund hebben om de aarde van de burchtgracht van zijn huis en zijn boomgaard te Boxtel op hun naastgelegen Sint-Nicolaasakker te gooien en deze enkel de eerstvolgende drie weken weg te halen zonder de grond of de aanplant van het klooster te beschadigen. i

128 22 september 1623.
Memorie waarin Jan van Wasselain, heer van Wattines, aangeeft dat hij een scheidsrechtelijke uitspraak wil over de verwijdering van alle bulten en ophogingen die het Clarissenklooster in zijn gracht aangebracht heeft, alsmede alles wat over zijn gracht groeit, en op welke afstand van zijn grond of gracht het klooster mag poten. i

129 25 september 1623.
Uitspraak door de commissarissen Peter Gerard Hendriks en Hendrik Jan Hendricks, raadsmannen van de baronie van Boxtel, gekozen door Jan van Wasselain, ridder, heer van Wattines, enerzijds en Willem Jan van der Wege en Roelof Andries Santegoets, schepenen van Boxtel, gekozen door het Clarissenklooster te Boxtel, anderzijds inzake hun geschil over de gracht die naast het klooster om de hof van Jan van Wasselain loopt en die de Clarissen volgens hem te dicht beplant en gevuld hebben. Na visitatie van de gracht op 23 september 1623 hebben de commissarissen de klachten van Jan ongegrond verklaard. i

130 19 april 1624.
Voor notaris Goyart Goosens en de getuigen Steven Janssen en Servaas Hendriks zijn Willem Janssen de Visser, ca. 60 jaar en voormalig schepen van de baronie van Boxtel, en Jan Pauwels, ca. 62 jaar, inwoner te Boxtel, verschenen en hebben op verzoek van de abdis van het Clarissenklooster te Boxtel het volgende verklaard: volgens Willem behoort het schaarhout, zowel essen, elzen als andere soorten op de oeverrand van de gracht aan de Sint-Nicolaasakker, al meer dan vijftig jaar aan de Clarissen. Volgens Jan, die ca. 23 jaar geleden in het huis van wijlen Jan Aertsen, schout van de baronie van Boxtel, kwam wonen en dat nu aan de heer van Wattines toebehoort, naast de Sint-Nicolaasakker met de gracht daartussen, heeft het klooster het schaarhout altijd zonder problemen gebruikt en gehakt. Willem Janssen de Visser en Jan Pauwels hebben verklaard bereid te zijn om hun verklaringen gerechtelijk te staven. i

131 2 mei 1624.
Philips IV, koning van Spanje, heeft het verzoekschrift ontvangen waarin staat dat de Sint-Nicolaasakker te Boxtel met de dijk of overkant daaraan gelegen meer dan veertig jaar aan het Clarissenklooster te Boxtel toebehoort, dat de akker en de dijk of overkant altijd door het klooster beplant is met essen, elzen en ander bomen, gesnoeid en naar hun believen gebruikt. Niettemin heeft Jan van Wasselain, ridder, heer van Wattines, tegen het verbod van de schepenen van Boxtel in, op 15 april 1624 de struiken uitgetrokken die het klooster tussen twee oude elzenstruiken op de dijk had geplant om die te beschermen tegen het water dat loopt tussen de dijk en het huis van Jan. De koning beveelt Jan van Wasselain de geleden schade te herstellen, het klooster niet langer lastig te vallen en, indien nodig, hem te dagen voor de Raad van Brabant om in een proces zijn handelswijze te verklaren en te verdedigen. i

132 [1624 mogelijk tussen 2 en 4 mei].
Memorie voor de biechtvader van het Clarissenklooster te Boxtel betreffende het dagen door de vorster van Boxtel van niet nader genoemde personen voor schepenen en secretaris van de baronie van Boxtel of voor notaris en getuigen over het weghalen van beplanting van de oever van de dijk op de Sint-Nicolaasakker in opdracht van Jan, heer van Wattines, alsmede tot het dagen van Maria en Jan, haar voormalige knecht, om onder ede te vragen of zij van de heer van Wattines gehoord hebben dat hij de beplanting, door de abdis van het Clarissenklooster te Boxtel gepoot, uitgetrokken heeft en de bomen omgehakt en of zij een tijdje nadat de heer van Wattines dat gezegd had, gezien hadden dat het pootsel uitgetrokken was. i

133 4 mei 1624.
Richard van Vlierden, schout, Jan Jans Roeffen en Aart Ansems Hoppenbrouwers, schepenen van Boxtel, verklaren dat zij op verzoek van broeder Jacob Ridderbeeck, pater van het Clarissenklooster te Boxtel, gezien hebben dat op de graafzijde van de Sint-Nicolaasakker, die toebehoort aan het klooster, jong schaarhout uitgetrokken en geworpen is alsmede dorre takken die in de gracht afgebroken waren. i

134 30 mei 1624.
Splinter van Voorn, deurwaarder van de Raad van Brabant, heeft Jan van Wasselain, ridder, heer van Wattines, gedaagd voor de Raad van Brabant op 19 juni 1624, aangezien hij zich niet neerlegt bij het bezit en gebruik van de dijk of overkant, bomen en bijbehorigheden (van de Sint-Nicolaasakker) door het Clarissenklooster te Boxtel. i

135 7 juni 1624.
Voor openbaar notaris Gerard Goossens en Willem Janssen en de getuigen Steven Janssen Jacobssoen heeft Aart Dircxs., inwoner van de baronie van Boxtel, akkerbouwer, ca. 38 jaar, verklaard dat hij op 5 mei 1624 op de Sint-Nicolaasakker was, die toebehoort aan het Clarissenklooster te Boxtel, en geconstateerd heeft dat Jan, heer van Wattines, struiken uitgetrokken heeft die de abdis had laten planten op de akker; hij is bereid te verschijnen voor het gerecht. i

136 7 juni 1624.
Voor openbaar notaris Gerard Goossens en de getuigen Willem Janssen de Visser en Steven Janssen Jacobssoen hebben Nicolaas Peters van Sutphen, president van de baronie van Boxtel, 68 jaar, en meester Gerard Roymans, openbaar notaris en schepen van Boxtel, 36 jaar, op verzoek van de abdis van het Clarissenklooster te Boxtel onder ede verklaard dat zij in april 1624 gevraagd zijn door de heer van Wattines om de Sint-Nicolaasakker persoonlijk te inspecteren, maar dat het hek daar gesloten was en dat zij er niet konden overklimmen om op de akker te komen. Daarna is een poging ondernomen om met een klein bootje bij de akker te komen, waarbij de knechten van de heer van Wattines met een bijl en spade wilden meevaren, op voorwaarde dat zij niets nieuws of onbehoorlijks zouden aanrichten op de akker. i

137 10 juni 1624.
Gerard Goossens, openbaar notaris, verklaart op verzoek van de abdis van het Clarissenklooster te Boxtel en in aanwezigheid van Aart Hoppenbrouwers, schepen van de baronie van Boxtel, en Peter van Limburg, secretaris van de baronie, dat hij Adriaan Willemssen, vorster van de baronie, gevraagd heeft of hij op verzoek van de heer van Wattines aan de abdis gemeld heeft dat zij het nieuw pootsel dat ze op het eind van de Sint-Nicolaasakker op de oeverzijde van de gracht heeft geplant, moet weghalen en als zij dat niet doet, dat de heer van Wattines dit zal verwijderen. Hierna heeft de vorster relaas uitgebracht bij de heer van Wattines, die het pootsel verwijderd heeft vooraleer de abdis op de oeverkant een haag aangebracht heeft. i

138 14 juli 1625.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat meester Gerard Goossens, secretaris van de heerlijkheid Liempde, gemachtigd door Jan Lucas de Visser krachtens de procuratiebrief van de Boxtelse schepenen Jan Jans Roeffen en Gerard Roijmans d.d. 12 juli 1625, akkerland van ongeveer vier lopenzaad groot verkoopt aan Maria Bastiaens Aertss. van Gerwen, gelegen in de parochie van Boxtel, op de Roond, aan de twee stenen, tussen het erfgoed van Jan Antoon enerzijds en van Dirk Gerrits en zijn kinderen anderzijds, strekkend van de openbare mestweg tot aan de Voorstraat, zoals Jan dat bij de boedelscheiding van zijn schoonouders tussen hem en zijn zwager Elias Michiels Huyberts bij loting heeft verworven. Gerard belooft namens Jan Lucas de Visser vrijwaring, behalve voor de grondcijns aan de heer van Boxtel. i

139 19 november 1626.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Peter Jan Peterszn. en Henneke, dochter van Jan Peters, zijn zuster, een stuk akkerland van ca. een sisterzaad in de parochie van Boxtel, te Tongeren, in ‘de Braecke’, tussen het erfgoed van de kinderen van Laurens Elias enerzijds en van Peter Willems van de Venne anderzijds, strekkend van het erfgoed van Maarten Huybertss. tot dat van Peter Willems, die het akkerland van een toegangsweg moet voorzien en het hek onderhouden, alsmede een stuk akkerland van twee en een half lopenzaad in Boxtel, op de plaats genaamd ‘de Hoffstadt’, tussen het erfgoed van Maarten Huyberts enerzijds en van Peter Willems van de Venne anderzijds, strekkend van de gemeint van Selissen tot het erfgoed van Maurits Joesen en anderen, verkocht heeft aan Thomas Tomass. De verkopers beloven vrijwaring aan de koper, behalve voor de jaarlijkse cijns aan de heer van Boxtel en voor het derde deel van elf lopen rogge aan de Tafel van de Heilige Geest te Boxtel. i

140 31 december 1627.
Joachim Stro, keizerlijk notaris, geadmitteerd door de provincale raad van Luxemburg, maakt bekend dat Johan (van) Aldringen, sindicus van het klooster van Cordeliers van de strikte observantie van Sint-Franciscus te Luxemburg, voor de raad verschenen is en dat hij namens meester Hendrik van der Cammen, sindicus van het klooster van Cordeliers te ’s-Hertogenbosch, in zijn naam elk recht mag verkopen dat het klooster toekomt in een rente die ’s-Hertogenbosch schuldig was aan het klooster. i

141 8 maart 1628.
Meester Jacob van der Cammen, licentiaat in de rechten, raad en rentmeester van ’s-Hertogenbosch, sindicus van het minderbroedersklooster te ’s-Hertogenbosch, gemachtigd op 31 december 1627 voor openbaar notaris Joachim Stro door J(ohan) van Aldringen, sindicus van het minderbroedersklooster van de strikte observantie van Sint-Franciscus te Luxemburg, goedgekeurd door Jozef Bergaigne, commissaris generaal van de minderbroeders, te Brussel op 28 januari 1628, heeft een jaarlijkse erfrente van 22 gulden en tien stuiver overgedragen aan Dirk van Kessel ten behoeve van het Clarissenklooster te Boxtel.
Getuigen zijn schepenen van ’s-Hertogenbosch: Albert van den Dungen en Peter van den Berg. i

142 10 maart 1628.
Jacob van van der Cammen, sindicus van het minderbroedersklooster te ’s-Hertogenbosch, gemachtigd door Johan van Aldringen, sindicus van de minderbroeders te Luxemburg, verklaart ten behoeve van het klooster 600 Carolusgulden ontvangen te hebben van Dirk van Kessel namens het Clarissenklooster te Boxtel voor de koop van een jaarlijkse rente van 22½ gulden, die het Clarissenklooster van de gardiaan van de minderbroeders te ‘s-Hertogenbosch gekocht had. i

143 4 maart 1630.
De infante (Isabella) staat de religieuzen van het Clarissenklooster te Boxtel toe om naar ’s-Hertogenbosch te gaan voor hun voedsel en onderhoud. i

144 24 december 1631.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Albert, zoon van wijlen Isaac Janssen Ketelaers, en Elisabeth, dochter van wijlen [*** Molenmae]ckers, Pauwels Pelgroms, man van Anna, dochter van genoemde Isaac en Elisabeth, voor hen en de onmondige kinderen van Gerard, zoon van Isaac en Elisabeth, verwekt met zijn vrouw Aelken, dochter van Dirk Lamberts, gemachtigd door de schepenoorkonde van ’s-Hertogenbosch, hebben gegeven en verleend aan Peter Thomas en genoemde Albert als voogden van de onmondige kinderen van Adriaan, zoon van Isaac Janssen Ketelaers en Elisabeth, en zijn vrouw Jacomina, dochter van Peter Thomas, voor twee derde delen, Jan, zoon van wijlen Daniel [***] der Loijen, man van Gijsbertje, dochter van Gijsbert, zoon van wijlen Jacob Peelmans, Jan Janss. van Engelant, Dirk Diericxss. van Erp, burgers van ’s-Hertogenbosch, gemachtigden krachtens een procuratiebrief van de stad Breda, [***] voor Adriaan, Gerardss. van den Steen en Aleid Gerrits van Geffen, [***] hebben een jaarlijkse erfpacht van 1 mud rogge, die Wouter, zoon van wijlen Godfried [***] betaalde aan [***] en aan juffrouw Wi[***], weduwe van [***], uit [***] te Boxtel in de plaats [***], overgedragen hebben aan Lambert Heijmans ten behoeve van meester Rochus Lemnius, licentiaat in de rechten, kastelein en rentmeester van de heerlijkheid van Boxtel.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Isaac van den Graeff en Jan Piersinck. i

145 6 juni 1632.
Visitatieverslag van het Clarissenklooster te Boxtel door broeder Judocus a Castro, minister provinciaal. i

146 10 mei 1635.
Don Francisco de Moncada, markies van Aytona, onderkoning van Aragon, opperbevelhebber van het leger in de Nederlanden en hofmeester van de kardinaal-infant beveelt de gouverneurs, kolonels, commandanten, kapiteins en officieren om ervoor te zorgen dat er geen schade berokkend wordt aan de molen van Nieuw Herlaar die onder zijn bescherming en die van zijne Majesteit staat, en staat er geen verblijf toe zonder zijn toestemming. i

147 13 oktober 1635.
[***] van de [V]elde, Jacob Jan Dirk [Keijmps], Jan [***], schepenen van de vrijheid van Oirschot, oorkonden dat Catharina [***] een jaarlijkse erfpacht van drie [mud] rogge [***] voor twee derde gedeelte [***] uit onderpanden gelegen binnen de vrijheid van Oirschot [***] overgedragen heeft aan het Clarissenklooster te Boxtel. i

148 9 oktober 1641.
Ambroise, graaf van Horne en Bassigny, baron van Boxtel en Lesdaing, (heer) van Lokeren, van de vrijheid van Overijse, heeft van de abdis en zusters van het Clarissenklooster te Boxtel het verzoek ontvangen om een of anderhalve voet palen te slaan in de Dommel om de woningen van het klooster te beschermen tegen het water. i

149 25 september 1643.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat meester Roelof Bloemarts, secretarieklerk van ’s-Hertogenbosch, gemachtigd door Deliana de Roij, weduwe van meester Rochus Lemnius, licentiaat in de rechten, kastelein en rentmeester van de baronie van Boxtel, op haar beurt gemachtigd door het testament dat met haar man gemaakt is, in procuratiebrieven voor Laurens van Kessel, secretaris van Den Bosch en openbaar notaris, gepasseerd op 11 september 1643, aan Laurens van Kessel overgedragen heeft ten behoeve van het Clarissenklooster te Boxtel
- een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge die Berta, weduwe van Aart Brock, Gijsbert, haar zoon, en Arnolda, haar dochter, beloofd hadden te geven aan Hendrik Buc, kanunnik van de Sint-Jan in Den Bosch, en Winrik Schreijnmeker uit een stuk land in de parochie van Helvoirt op de plaats Gesel, tussen het erfgoed van Aart Back enerzijds en van Lucas, natuurlijke zoon van Hendrik Snavel, anderzijds, en uit vier lopenzaad roggeland daar, genaamd ‘Sinter Claesstuck’, aan het eind van het genoemde stuk land, welke pacht Aart Hoernken, zoon van wijlen Simon, van zijn vader en van Maria, natuurlijke dochter van wijlen Jan Sloetel, opgedragen hadden aan Paulientke, natuurlijke dochter van wijlen Jan de Haest
- alsmede een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge die Wouter, zoon van wijlen Goijart Roestenberch, beloofd had te geven aan Willem Hinckart voor de ene helft en aan juffrouw Heilwich, weduwe van Nicolaas de Beerze, dochter van wijlen Gerard de Beerze, voor de andere helft uit twee bunder beemd in de parochie van Boxtel, te Liempde, tussen het erfgoed van Nicolaas Koil van der Linden enerzijds en van Lambert, zoon van wijlen Denkens genaamd van den Acker, anderzijds, welke pacht daarna Albert, zoon van wijlen Isaak Janssen Ketelaer, van Isaak en Elisabeth, zijn vrouw, dochter van wijlen Gerard Molenmaecker, opgedragen hadden ten behoeve van meester Rochus Lemnius. De pachten mogen ten allen tijde gelost worden met achthonderd gulden.
Deze overdracht is gebeurd overeenkomstig datgene wat meester Rochus Lemnius in zijn testament beloofd had naar aanleiding van de inkleding en professie van zuster Engelke Lemnius, zijn dochter, in het Clarissenklooster te Boxtel.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: David van den Bosch en Jan Pelgrom. i

150 7 december 1652.
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Laurens van Kessel, secretaris van ’s-Hertogenbosch, aan Pieter Schuijl, schepen van ’s-Hertogenbosch, raad en rentmeester van de geestelijke goederen in ’s-Hertogenbosch en het kwartier van Maasland, een jaarlijkse erfcijns van achttien Carolusgulden en zes stuiver verkocht heeft uit twee bij elkaar liggende kampen hooi- of weiland, zeven morgen groot in de parochie van Nuland, ‘Int Seven Bu[del]’ genaamd, tussen het erfgoed van de kinderen van Emera Wouters enerzijds en van de erfgenamen van Mathijs Herbers Mathijss., strekkend met het ene einde op de voorste hoofddijk en met het andere op de achterdijk of de hertogwetering, op voorwaarde dat de verkoper de cijns altijd zal mogen lossen met 3[16] Carolusgulden. De kapitale lospenningen die voor deze cijns zijn ingekocht, zijn afkomstig van de lossing van 2.066 gulden door de weduwe van François Blom aan rentmeester Schuijl ten behoeve van het Clarissenklooster te Boxtel.
Getuigen : schepenen van ’s-Hertogenbosch: Arnoud van Thienen en Justus Verster. i

151 [voor 27 juni 1653] Links in de marge staat dat het rekest gezonden wordt naar de rentmeester van de geestelijke goederen van het kwartier waaronder Boxtel ligt, gedateerd 27 juni 1653.
Verzoekschrift door het Clarissenklooster te Boxtel aan de Raad van State om een aantal bomen te rooien op het terrein van het klooster ten bedrage van 30 gulden, om daarmee de omheining te repareren die deel uitmaakt van een gedeelte van de hof of boomgaard van het slot.
De Raad van State heeft positief beschikt op 26 juli 1653. i

152 6 februari 1657.
Paus Alexander VII verleent een aantal aflaten. i

153 2 juni 1662.
Abdis, oordeelkundige zusters en zusters van het Clarissenklooster te Hoogstraten staan de zusters van het Clarissenklooster te Boxtel toe om vier zusters in dienst te nemen op naam van de zusters van Hoogstraten omdat zij oud en ziek zijn. In geval zij door de Hoogmogende Heren uit het klooster worden gezet, dan zullen zij door het klooster te Hoogstraten opgenomen worden, op voorwaarde dat zij een lijfrente van honderd gulden meebrengen of de som van duizend gulden, alsmede een bed, kap, mantel etc. Het klooster te Boxtel belooft geen zusters meer op te nemen, tenzij ze aan die voorwaarden voldoen.
Toevoeging na aankondiging van de bezegeling, datering en handtekeningen:
Het Clarissenklooster mag nog een vijfde zuster opnemen onder dezelfde voorwaarden. i

154a 4 januari 1664.
Paus Alexander VII verleent aan de broederschap in de kerk van het Clarissenklooster te Boxtel verschillende aflaten. i

2131 Clarissen Megen

Inventaris

Regesten

Delen

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)

154a

4 januari 1664.
Paus Alexander VII verleent aan de broederschap in de kerk van het Clarissenklooster te Boxtel verschillende aflaten.

Beschrijving zegel:

pauselijke vissersring in rode was.

Namen:

bisdom ’s-Hertogenbosch
Rome, kerk van de Heilige Maria Maggiore
Ugolinus
J. Houbraken, vicaris-generaal van het bisdom ‘s-Hertogenbosch

Oud nummer:

120

1 gedigitaliseerd

154b 4 januari 1664.
Vertaling van passages uit de oorkonde van paus Alexander VII d.d. 4 januari 1664 i

155 1 oktober 1666.
Pater Petrus de Alva y Astorga schrijft aan een bevriende pater over het Clarissenklooster te ’s-Hertogenbosch. Na de verovering van Den Bosch verblijven zij met zeventien zusters te Mechelen, maar hun toelage van driehonderd gulden is niet toereikend. Met deze brief moet aan (Maria Anna van Oostenrijk), koningin van Spanje, en aan de Spaanse ambassadeur verzocht worden om aan de Staten een gunst te vragen inzake de aan de Clarissen toegewezen renten. i

156 28 oktober 1671.
Jan Roeffens, gemachtigd door meester Pieter Jansenius, advocaat bij de provinciale Raad van Vlaanderen te Gent, vader en voogd van de minderjarige kinderen van hem en zijn vrouw Lucretia de Graeff, testamentaire erfgenamen van doctor Johan van der Weghe, aangesteld en gemachtigd als hun voogd op 4 juli 1671 door de rector magnificus van de universiteit van Leuven, met instemming van de schepenen van ’s-Hertogenbosch op 29 augustus 1671 zoals staat in een lastbrief die is opgemaakt door Hendrik van Deursen, openbaar notaris,
heeft in bijzijn en met toestemming van Jan Jacobs Lavigne een hof in de baronie van Boxtel, naast het kerkhof enerzijds en naast de dorpsgracht anderzijds, strekkend van het erfgoed van Willem van Haren tot aan de school daar, overgedragen aan Antoon de Velle, notaris en klerk van de secretarie van ’s-Hertogenbosch, waarna Antoon deze hof heeft overgedragen aan Jan Roeffens.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: Hendrik Copes en Jan Davids van Oerle. i

157 7 juli 1673.
Namens de koning (Lodewijk XIV) wordt opdracht gegeven aan alle hoofden en officieren van zijn troepen, zowel te paard als te voet, Frans en buitenlands, om bescherming te verlenen aan personen in het Clarissenklooster te Boxtel. i

158 7 juli 1673.
Namens de koning (Lodewijk XIV) wordt opdracht gegeven aan al zijn legeraanvoerders om vrije doorgang te verlenen aan de biechtvader van het Clarissenklooster te Boxtel met zijn begeleiders. i

159 30 juli 1673.
Don Juan Domingo de Zuniga en Fonseca, graaf van Monterey en Fuentes, markies van Taragonna, kamerling, luitenant-gouverneur en kapitein-generaal van de Nederlanden en Bourgondië, geeft opdracht aan al zijn legeraanvoerders het huis Steenvoort te Poppel, grenzend aan de nieuwe kerk van Tilburg, toebehorend aan Jozef le Roy, heer van Oelegem, samen met de inwoners en hun bezittingen in bescherming te nemen. i

160 31 juli 1673.
(Lodewijk II van Bourbon), prins van Condé, prins van den bloede, pair van Frankrijk, luitenant-generaal van de Franse koning, heeft het Clarissenklooster te Boxtel onder zijn en onder koninklijke bescherming genomen en beveelt zijn strijdkrachten niets uit het klooster te ontvreemden of aan het klooster schade te berokkenen. i

161 13 augustus 1673.
Willem Hendrik, prins van Oranje en Nassau, graaf van Catzenellenbogen, Vianden, Dietz, Lingen, Meurs, Buren, Leerdam, markies van Vere en Vlissingen, heer en baron van Breda, Grave en het land van Cuijk, Diest, Grimbergen, Herstal, Cranendonk, Warneston, Arlay, Noseroy, Sankt Vith, Dagsburg, Polanen, Willemstad, Niervaart, IJsselstein, Sint-Maartensdijk, Steenbergen, Geertruidenberg, Hoge en Lage Zwaluwe, Naaldwijk, erfburggraaf van Antwerpen en Besançon, erfmaarschalk van Holland, gouverneur en stadhouder van Holland, Zeeland en West-Friesland, kapitein-generaal en admiraal van de Verenigde Nederlanden, neemt het Clarissenklooster met al haar goederen te Boxtel in bescherming tegen plundering en brandschatting door militairen en beveelt zijn legeraanvoerders en soldaten om het klooster met rust te laten. i

162 1 maart 1674.
De prins van Condé en Monterey heeft in naam van de koning het Clarissenklooster te Boxtel toegestaan om de goederen die geschonken worden, vrij te vervoeren naar het klooster en hij heeft al zijn ontvangers en controleurs bevolen dit ns te volgen. i

163 1674.
Inventaris van de oorkonden en afschriften in het archief van het Clarissenklooster te Boxtel. i

164 24 juli 1675.
De Raad van State geeft na het lezen van het verbaal door de heren Van Braeckel en Vrijbergen op het rekest van het Clarissenklooster te Boxtel aan controleur (Nicolaas) Blom toestemming om de benodigde beschoeiing aan te brengen bij het klooster; voor de onkosten zal een bedrag van driehonderd gulden gedeponeerd worden dat Valckenaer schuldig is alsmede honderd gulden die de kloosterlingen ‘Op de Lucht’ hebben te Oirschot. i

165 vóór 1676 augustus 4 en 4 augustus 1676.
Verzoek om toestemming door het Clarissenklooster te Boxtel aan (Maria van Oranje), paltsgravin, douarière van Simmern, om onder haar jurisdictie en vrijheid van Turnhout te mogen wonen en onder haar bescherming te staan.
Met het antwoord links in de marge:
Toestemming om refugie te krijgen binnen de vrijheid en baronie van Turnhout, op voorwaarde dat ze daar geen school oprichten en niets ten nadele doen van de scholen van de kanunniken van het Heilig Graf te Turnhout. i

166 7 maart 1679.
Jozef le Roy, heer van Oelegem, verklaart in bijzijn van notaris Peres dat de goederen en landerijen van Steenvoirt te Poppel niet van hem zijn, maar van het Clarissenklooster te Boxtel die deze gekocht en betaald hebben, en dat hij deze zal afstaan aan het klooster. i

167 23 december 1679.
De Raad van State verleent op verzoek van de pater van het Clarissenklooster te Boxtel die regelmatig naar ‘s-Hertogenbosch gaat, toestemming om ter behartiging van de belangen van het klooster naar Den Bosch te reizen en door de gehele Meierij. i

168 14 maart 1684.
J. Hermans, geadmitteerd notaris door de Souvereine Raad van Brabant te Brussel, verklaart dat Laureijs Lens, inwoner van Brussel, 700 Rijnsgulden ontvangen heeft van de rector namens het Clarissenklooster te Boxtel, die hij binnen een jaar zal terugbetalen. i

169 1685.
Verzoek [aan het Clarissenklooster te Boxtel] door de chronologus missionis Egidius Morgatius om vanaf 1685 elk jaar in januari gegevens over het voorgaande jaar door te geven; met een lijst van de benodigde gegevens (de spirituele vruchten en bijzondere voorvallen).7 i

170 1 januari 1689.
Koninklijk bevel aan alle legeroversten om niemand onder te brengen bij de Clarissen in hun huis te ’s-Hertogenbosch tot augustus 1689. i

171 4 mei 1696.
Reinier Paijez, commissaris-generaal van de Neder-Duitse provincie van de minderbroeders recollecten, vraagt (Johan Willem, keurvorst van de Palts) of de zusters van het Clarissenklooster te Boxtel zich mogen vestigen te Herpen of in een andere plaats in het land van Ravenstein. i

172 17 mei 1696.
Johan Willem, keurvorst van de Palts, bericht (aan het stadsbestuur van Ravenstein) dat hij het verzoek van de Clarissen te Boxtel om zich te mogen vestigen te Herpen of in een andere plaats, heeft ingewilligd. i

173 25 november 1696.
Zuster Hermanna Pennecaem verklaart in aanwezigheid van de abdis, vicares en de oordeelkundige zusters van het Clarissenklooster te Boxtel dat zij tot de derde orde van Sint-Franciscus toegelaten is onder vermelding van de voorwaarden waaronder dit is geschied. i

174 ongedateerd [volgens De Kok tussen 1689 en 1702].
Eugenius Maximiliaan, prins van Horne, verzoekt aan de koning van Engeland om de zusters van het Clarissenklooster te Boxtel aldaar te laten blijven zolang zij leven, aangezien zijn voorgangers als baron van Boxtel het Clarissenklooster te Boxtel gesticht hebben en er volgens de inventaris inkomsten zijn van ca. 500 gulden, alsook omdat op 4 augustus 1685 toestemming is verkregen is om acht jonge zusters in het klooster toe te laten om de oude zusters te dienen en te onderhouden.8 i

175 22 april 1702.
Louis-François, hertog van Boufflers, maarschalk van Frankrijk, gouverneur en algemeen luitenant van Vlaanderen en Henegouwen, beveelt zijn troepen geen schade toe te brengen aan het kasteel van Boxtel, het dorp, de molens en alle bijbehorigheden van de heer van Horne. i

176 21 juni 1702.
Don Isidoro de la Cueva y Benavides, markies van Bedmar en Assentar, commandant-generaal in de Zuidelijke Nederlanden, neemt het Clarissenklooster te Boxtel in bescherming en verleent vrijgeleide. i

177 1702 juni [28?].
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat Adriana Somers, weduwe van Antoon [***], inwoonster van Boxtel, de helft van de erfgoederen [***] Antoon van de Bichelaer en [***] meester Jan [***] ten behoeve van Mechteld heeft [***]. i

178 kort voor 1704 juli 23.
Pater Armand Meeuss. vraagt namens de abdis en zusters van het Clarissenklooster te Boxtel aan de koning van Spanje om behoud van de intresten van een aantal omschreven renten omwille van de armlastigheid van het klooster.
Met het besluit van de koning d.d. 23 juli 1704
De koning en zijn raad hebben besloten dat het (Clarissen)klooster te Boxtel een aantal omschreven renten mag behouden en geeft opdracht aan Adelin Christiaan, ontvanger van de confiscaties in het kwartier van Brussel, Jan Antoon Lombaerts, ontvanger van de confiscaties in het kwartier van Antwerpen, en alle andere ontvangers die het aangaat, conform te handelen. i

179 25 februari 1708.
Pater Johannes van Vuijttum, jezuïet te Antwerpen, schrijft aan de abdis van het Clarissenklooster te Boxtel, lid van de Broederschap van de Goede Dood, naar aanleiding van het overlijden van Maria Smidts, abdis van het klooster. i

180 juni 1708.
Memorie waarin staat dat er drie doosjes zijn met brieven over de wijding van drie altaren in de kerk van het Clarissenklooster te Boxtel door Gijsbert Masius, bisschop van ’s-Hertogenbosch, op 8 juni 1611, met relieken erin. Na opening van de doosjes bleek het om de relieken van de heilige Stefanus te gaan in het altaar van Onze Lieve Vrouw, Sint-Jan Evangelist en Sint-Franciscus, om de relieken van de Onnozele Kinderen in het altaar van het heilig Kruis, Sint-Jan de Doper en de heilige Hiëronymus en om de relieken van de heilige Wolfgang, martelaar, in het altaar van de heilige maagden Clara, Catharina, Barbara en andere heilige maagden. i

181 9 augustus 1716.
Inventaris van de erfgoederen en jaarlijkse renten van het Clarissenklooster te Boxtel. i

182 6 juli 1717.
Menendez schrijft aan pater (Jan) Vermandel dat het noodzakelijk is om in Den Haag iemand te hebben die ervoor kan zorgen dat er een goede resolutie komt.
Blijkens de aantekening is deze brief door meester Art van den Heuvel, timmerman Int Gulden Eecken op de Vughterdijk te ‘s-Hertogenbosch, bezorgd bij de heer Vermandel in het (Clarissen)klooster te Boxtel. i

183 10 juli 1717.
De Raad van State beveelt de officier van Boxtel om de zusters uit het klooster te Boxtel te zetten, conform de resolutie d.d. 10 juli 1717, die op 13 juli aan pater (Jan) Vermandel overhandigd is. i

184 na 10 juli 1717.
Lucia Vlemincx, abdis van het Clarissenklooster te Boxtel, die op bevel van de Staten-Generaal in 1717 met haar zusters het klooster heeft verlaten en opgenomen is in het Clarissenklooster te Hoogstraten, vraagt de bisschop van Antwerpen toestemming om zich in Turnhout te vestigen. i

185 tussen 11 en 23 juli 1717.
Cornelis Wittebol vraagt namens de zusters van het (Clarissen)klooster te Boxtel aan de Raad van State toestemming om drie maanden de tijd te krijgen voor de evacuatie van het klooster, gelast bij de resolutie van de Staten-Generaal d.d. 10 juli 1717.
(in de marge) De Raad van State heeft 24 juli 1717 besloten dat de zusters in het klooster mogen blijven tot 1 september 1717. i

186 14 juli 1717.
Constantia Schrijvers, abdis van (het Clarissenklooster van) Hoogstraten, laat de abdis van het Clarissenklooster te Boxtel weten dat de verbannen zusters zullen worden opgenomen in hun klooster, dat zij het kistje ontvangen hebben en zullen bewaren. Tevens raadt zij de abdis aan in het klooster te blijven tot de uitzetting en vraagt haar de overkomst zo snel mogelijk te melden, zodat zij zich daarop kunnen voorbereiden. i

187 19 juli 1717.
Otto, minister-provinciaal van de minderbroeders, bericht aan pater Jan Vermandel dat de zusters van het Clarissenklooster te Boxtel naar het Clarissenklooster te Hoogstraten mogen gaan, als zij verdreven worden. i

188 8 december 1717.
Franciscus Sanguessa, minister-provinciaal van de minderbroeders, geeft toestemming aan Lucia Vlemincx, abdis (van het Clarissenklooster) te Boxtel, om met haar zusters in het Clarissenklooster te Roermond te wonen. i

189 [na 11 juli 1717].
De Clarissen uit Boxtel verzoeken de Raad van State om terug te mogen keren naar hun klooster te Boxtel of om hun inkomsten te mogen behouden.
i

190 25 januari 1718.
Inwoners van de baronie van Boxtel verklaren dat het Clarissenklooster (te Boxtel) de gemeente nooit benadeeld heeft of tot last is geweest, maar dat het vertrek van de zusters uit het klooster nadelig was. i

191 8 juni 1719.
A.M. van der Poll, drossaard van Megen, en de schepenen van Megen stemmen in met het verzoek van Hugo Mineurs, gardiaan van de minderbroeders-recollecten van Megen, aan de drossaard, president, schepenen en burgemeesters van Megen namens de Clarissen, die verjaagd zijn door de Staten-Generaal van Holland uit hun klooster te Boxtel en nu in Hoogstraten verblijven, om zich te Megen te vestigen. i

192 5 juli 1719.
Franciscus Sanguessa, minister-provinciaal, verleent aan zuster Lucia Vlemincx, abdis van de Clarissen te Boxtel, toestemming om met een van haar medezusters naar Megen te gaan. i

193 kort voor 11 juli 1719.
De minderbroeders verzoeken de bisschop van Luik om de religieuzen te Megen toestemming te geven de kerk en het klooster te herbouwen. i

194 11 juli 1719.
De bisschop van Luik geeft aan de Clarissen, die uit Boxtel verdreven zijn, toestemming tot de herbouw van een kerk en klooster te Megen. i

195 20 november 1719.
Enkele personen berichten (de paltsgraaf van de Rijn) dat van het kasteel van Megen, waar de Clarissen van Boxtel zich willen vestigen, niets anders over is dan de bleekplaats en niet meer dan een jaarlijkse rente van 641/2 gulden. i

197 beschreven archiefstukken

196 gedigitaliseerd

totaal 196 bestanden

Delen

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)

Kenmerken

Vindplaats origineel:

Clarissenklooster Megen

Categorie:

Religie en Levensbeschouwing

197 beschreven archiefstukken

196 gedigitaliseerd

totaal 196 bestanden

MAIS-(M)DWS is een product van DE REE archiefsystemen BV
meer informatie over MAIS-(M)DWS

Ans Holman RA Tilburg

Stel je vraag

Ans Holman RA Tilburg

Ans Holman RA Tilburg

Stel je vraag

Ans Holman RA Tilburg

Archieven