Jonkvrouwe Elizabeth, dochter van Leonius de Erpe, gekleed maar nog niet geprofest als claris in 's-Hertogenbosch, herroept haar legaat aan de kluizenaressen van het Groot Begijnhof en legateert dit aan de minderbroeders, legateert aan de kerkfabriek van Sint-Lambertus in Luik 1 Arnoldusgulden, aan de kluizenaressen bij het Groot Begijnhof een erfpacht uit 10 morgen land in 't Vuchtbroeck bij Die Oetheren (bij afwezigheid van een kluizenares komt dit toe aan de minderbroeders), aan haar broers Johannes, Petrus en Leonius en haar zuster jonkvrouwe Aleydis, echtgenote van Ludolphus Buck, een erfcijns van 3 oude schilden uit goederen in Boxtel, te betalen door Gerardus Maessoen, en een erfpacht van 1 mud rogge uit het land in 't Vuchtbroek, en 1 groot voor haar naaste verwanten.
Jonkvrouwe Elizabeth, dochter van Leonius de Erpe, gekleed maar nog niet geprofest als claris in 's-Hertogenbosch, herroept haar legaat aan de kluizenaressen van het Groot Begijnhof en legateert dit aan de minderbroeders, legateert aan de kerkfabriek van Sint-Lambertus in Luik 1 Arnoldusgulden, aan de kluizenaressen bij het Groot Begijnhof een erfpacht uit 10 morgen land in 't Vuchtbroeck bij Die Oetheren (bij afwezigheid van een kluizenares komt dit toe aan de minderbroeders), aan haar broers Johannes, Petrus en Leonius en haar zuster jonkvrouwe Aleydis, echtgenote van Ludolphus Buck, een erfcijns van 3 oude schilden uit goederen in Boxtel, te betalen door Gerardus Maessoen, en een erfpacht van 1 mud rogge uit het land in 't Vuchtbroek, en 1 groot voor haar naaste verwanten.