Nadat Ludolpus van den Water, vroeger kanunnik van de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, in aanwezigheid van frater Walterus de Leend van het huis van de Heilige Maria van Bethlehem in Roermond en frater Arnoldus de Curia van het huis van Insula Regine Celi bij Wezel, prioren, de volgende hoeven en goederen geschonken heeft: een hoeve in Rode ter plaatse Olland, gedeeld met zijn broer Everardus; de hoeve daaraanliggend, die Ludolphus verkregen had van de kinderen van Gerardus Ceelen; zijn hoeve daar bij de plaats geheten Houthem, verkregen van Johannes van den Laer en zijn vrouw; zijn hoeve daar tegenover een plaats geheten Hermalen, vroeger van Johannes Hoernken en anderen; zijn hoeve in Boxtel, ter plaatse geheten Casteren, rechtsgebied van Liempde, samen met een eikenbos, verkregen van Johannes Spaeybaet; een hoeve in de parochie en plaats voorschreven, die Ludolphus verkregen had van Gerardus de Deyl en enkele anderen; een hoeve in Son ter plaatse geheten Aenschot samen met verscheidene erfpachten tot 15 mud en 1 zester rogge toe, en met erfcijnzen tot 44 pond en 4 schelling, die eerst uit die hoeve betaald moesten worden en later door Ludolphus verkregen en gelost zijn; een halve hoeve in Liempde op een plaats geheten Casteren, gekocht van Gerardus de Cymiterio; een akker bouwland, gelegen naast de genoemde halve hoeve, door Ludolphus verkregen van Adriana, dochter van Engbertus de Slaepbroeck; een kamp land deels bouwland, deels broekland, geheten Berendes Buenre, gekocht van Marcelius van den Langenborch; zijn hoeve geheten Die Hoeve aen die Heyde, deels in Gemonde, deels in Schijndel; zijn hoeve of 18 morgen land in 's-Hertogenbosch op Die Poeldonck, vroeger van Theodericus Wellens; zijn hoeve of 18 morgen ter plaatse geheten Eyckendonck in Den Dungen; zijn visrecht in Rode, beginnend bij de plaats geheten Beneden Bruggen alias Bubnagel, een mijl doorlopend tot het goed van Henricus de Achel, ongeveer tegenover de kapel van Liempde; met alles wat erbij hoort, met uitzondering van een kamp land in Schijndel, vroeger van Henricus de Arkel en gereserveerd voor heer Ludolphus; en wel aan de kartuizers Johannes de Monte, rector, en Thomas de Dryel, procurator van het nieuwe kartuizerklooster van Sint-Sophie [...] bij 's-Hertogenbosch ten behoeve van genoemd nieuw klooster, zoals blijkt uit een daarover gemaakt notarieel instrument, is heer Ludolphus van den Water verschenen voor onderstaande schepenen ter bekrachtiging van het voorstaande en heeft hij alle genoemde zaken overgedragen aan meester Willelmus de Busco ten behoeve van het nieuwe kartuizerklooster met uitzondering van 3 mud rogge erfpacht voor Johannes, zoon van Aelbertus Valkensoen, leerlooier, uit genoemde hoeve op Casteren in Boxtel, en 3 mud rogge erfpacht voor Goeswinus Heer, leerlooier, uit genoemde hoeve in Olland, en een lijfrente van 2 mud rogge en 4 pond geld voor Aleydis, dienstmaagd van Ludolphus, na zijn dood uit de 18 morgen op Die Poeldonck, en met uitzondering van de eerder gemaakte bepalingen en een lijfrente voor Ludolphus van 100 peter, die frater Johannes de Monte en Thomas de Dryel heden beloven hem te zullen betalen uit de hoeve in Son, uit de 18 morgen op Die Poeldonck en uit alle andere goederen van het klooster.
Nadat Ludolpus van den Water, vroeger kanunnik van de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, in aanwezigheid van frater Walterus de Leend van het huis van de Heilige Maria van Bethlehem in Roermond en frater Arnoldus de Curia van het huis van Insula Regine Celi bij Wezel, prioren, de volgende hoeven en goederen geschonken heeft: een hoeve in Rode ter plaatse Olland, gedeeld met zijn broer Everardus; de hoeve daaraanliggend, die Ludolphus verkregen had van de kinderen van Gerardus Ceelen; zijn hoeve daar bij de plaats geheten Houthem, verkregen van Johannes van den Laer en zijn vrouw; zijn hoeve daar tegenover een plaats geheten Hermalen, vroeger van Johannes Hoernken en anderen; zijn hoeve in Boxtel, ter plaatse geheten Casteren, rechtsgebied van Liempde, samen met een eikenbos, verkregen van Johannes Spaeybaet; een hoeve in de parochie en plaats voorschreven, die Ludolphus verkregen had van Gerardus de Deyl en enkele anderen; een hoeve in Son ter plaatse geheten Aenschot samen met verscheidene erfpachten tot 15 mud en 1 zester rogge toe, en met erfcijnzen tot 44 pond en 4 schelling, die eerst uit die hoeve betaald moesten worden en later door Ludolphus verkregen en gelost zijn; een halve hoeve in Liempde op een plaats geheten Casteren, gekocht van Gerardus de Cymiterio; een akker bouwland, gelegen naast de genoemde halve hoeve, door Ludolphus verkregen van Adriana, dochter van Engbertus de Slaepbroeck; een kamp land deels bouwland, deels broekland, geheten Berendes Buenre, gekocht van Marcelius van den Langenborch; zijn hoeve geheten Die Hoeve aen die Heyde, deels in Gemonde, deels in Schijndel; zijn hoeve of 18 morgen land in 's-Hertogenbosch op Die Poeldonck, vroeger van Theodericus Wellens; zijn hoeve of 18 morgen ter plaatse geheten Eyckendonck in Den Dungen; zijn visrecht in Rode, beginnend bij de plaats geheten Beneden Bruggen alias Bubnagel, een mijl doorlopend tot het goed van Henricus de Achel, ongeveer tegenover de kapel van Liempde; met alles wat erbij hoort, met uitzondering van een kamp land in Schijndel, vroeger van Henricus de Arkel en gereserveerd voor heer Ludolphus; en wel aan de kartuizers Johannes de Monte, rector, en Thomas de Dryel, procurator van het nieuwe kartuizerklooster van Sint-Sophie [...] bij 's-Hertogenbosch ten behoeve van genoemd nieuw klooster, zoals blijkt uit een daarover gemaakt notarieel instrument, is heer Ludolphus van den Water verschenen voor onderstaande schepenen ter bekrachtiging van het voorstaande en heeft hij alle genoemde zaken overgedragen aan meester Willelmus de Busco ten behoeve van het nieuwe kartuizerklooster met uitzondering van 3 mud rogge erfpacht voor Johannes, zoon van Aelbertus Valkensoen, leerlooier, uit genoemde hoeve op Casteren in Boxtel, en 3 mud rogge erfpacht voor Goeswinus Heer, leerlooier, uit genoemde hoeve in Olland, en een lijfrente van 2 mud rogge en 4 pond geld voor Aleydis, dienstmaagd van Ludolphus, na zijn dood uit de 18 morgen op Die Poeldonck, en met uitzondering van de eerder gemaakte bepalingen en een lijfrente voor Ludolphus van 100 peter, die frater Johannes de Monte en Thomas de Dryel heden beloven hem te zullen betalen uit de hoeve in Son, uit de 18 morgen op Die Poeldonck en uit alle andere goederen van het klooster.