Johan van Haefften, ridder, oorkondt dat zijn vader Walraven van Haefften, ridder, vroeger bepaalde akten gegeven heeft aan vrouwe Aleyt Pieck, weduwe van heer Arnt van Herlar, ridder, betreffende de goederen van Ranst, die hij vaak tevergeefs opgeëist heeft van prior en convent van de kartuizers in Vught. De voormalige procurator broeder Thomas van Dryell heeft gezworen bij de eed die hij zijn orde gedaan heeft, dat hij deze akten gegeven heeft aan heer Sayman Joestenzoen, kanunnik in Haaften. Johan belooft nu de kartuizers er niet meer mee lastig te vallen, ook niet meer in hun goederen in Herwijnen, in ruil waarvoor ze hem en zijn vrouw deelgenoot maken van hun goede werken en getijden en hen zullen noemen in hun dagelijkse gebeden.
Johan van Haefften, ridder, oorkondt dat zijn vader Walraven van Haefften, ridder, vroeger bepaalde akten gegeven heeft aan vrouwe Aleyt Pieck, weduwe van heer Arnt van Herlar, ridder, betreffende de goederen van Ranst, die hij vaak tevergeefs opgeëist heeft van prior en convent van de kartuizers in Vught. De voormalige procurator broeder Thomas van Dryell heeft gezworen bij de eed die hij zijn orde gedaan heeft, dat hij deze akten gegeven heeft aan heer Sayman Joestenzoen, kanunnik in Haaften. Johan belooft nu de kartuizers er niet meer mee lastig te vallen, ook niet meer in hun goederen in Herwijnen, in ruil waarvoor ze hem en zijn vrouw deelgenoot maken van hun goede werken en getijden en hen zullen noemen in hun dagelijkse gebeden.