Het Leenhof van Cuijk strekte zijn bemoeiingen uit over de voornamelijk in het Land van Cuijk zelf, maar ook daarbuiten gelegen lenen van genoemde heerlijkheid, zelf leenroerig van het hertogdom Brabant. De heerlijkheid behoorde sinds 1760 aan het huis Nassau. De administratie werd door een leengriffier gevoerd, waarvan de laatste, namelijk Cornelis Ragay, waarnemende voor zijn neef Pieter Agnisius Ragay, bij de afschaffing van het hof in 1802, het archief onder zich gehouden heeft. Zijn nazaat, mr. David Ragay Sr. te Utrecht schonk het voornaamste deel der bescheiden in 1894 aan het ARA te 's-Gravenhage. Jaarverslag, Aanwinsten 1928 no. 62. Tevens werd in laatst genoemd jaar het Haagse deel, aan het Noordbrabants depot overgegeven. Aanwinst 1928, no. 41. Tevens bleek dat in de Nassause Domeinarchieven te Den Haag een aantal rekeningen berustten, die niet voor de Raad, maar voor de rendant-leengriffier bestemd waren en omgekeerd onder de stukken, verkregen in 1928 van mr. Ragay, de dubbelen dier rekeningen, bestemd voor de Raad, welke oudtijds begane vergissingen hersteld zijn. Aanwinst 1928 no. 41 als boven. Genoemd gedeelte was in 1894 door J.F. Bijleveld, rijksarchivaris in Gelderland, op inventaris gebracht, waarna het verenigd archief in 1928 geordend is door de volontair mej. mr. M. Suyling.