Petrus de Hynden en Godefridus de Middegale, schepenen van 's-Hertogenbosch, verklaren dat Bartholomeus, zoon van wijlen Adrianus Wouterssoen, heeft toegestaan, dat Willelmus, zoon van wijlen Johannes Willemssoen, man van Jutte, dochter van wijlen Willelmus Voss, een erfpacht van 1 molder rogge, welke deze hem verkocht heeft uit 1 mudsaat land in Vught, St Pieter op Schorvoert, tussen de gemene weg en Henricus Ricouts, aflost met 20 rijnsgulden
Petrus de Hynden en Godefridus de Middegale, schepenen van 's-Hertogenbosch, verklaren dat Bartholomeus, zoon van wijlen Adrianus Wouterssoen, heeft toegestaan, dat Willelmus, zoon van wijlen Johannes Willemssoen, man van Jutte, dochter van wijlen Willelmus Voss, een erfpacht van 1 molder rogge, welke deze hem verkocht heeft uit 1 mudsaat land in Vught, St Pieter op Schorvoert, tussen de gemene weg en Henricus Ricouts, aflost met 20 rijnsgulden