Gerardus de Berkel Gerardi en Henricus Pelgrom Theodorici, schepenen van 's-Hertogenbosch, verklaren dat Henricus, zoon van wijlen Wolterus, zoon van wijlen Willelmus Snellen als hoofdschuldenaar de betaling van een pacht van 1,5 mud rogge op zich heeft genomen, gaande uit 3,5 bunder weiland, gelegen te Diessen aent Sprenckelseynde, met Henricus Wauters aan beide zijden, strekkende van Martinus, zoon van Johannes Martenssoen tot Gerardus, zoon van Henricus Wauterssoen, alsmede uit 6 lopense land, gelegen te Diessen in de Vroenacker tussen Gibonus Peterss en Katherine Canters weduwe, strekkende van Theodericus Thyssoen tot de gemene straat dit ten behoeve van mr. Henricus Pelgrom, kanunnik van de collegiale kerk van St. Jan Evangelist te 's-Bosch, Henricus, zoon van wijlen Johannes Pouwelszoen en Heer Nycolaus Hoyberch, decaan te Kuyck, tesamen provisoren van het Mannengasthuis te Esch, onder voorwaarde dat hij de pacht mag lossen
Gerardus de Berkel Gerardi en Henricus Pelgrom Theodorici, schepenen van 's-Hertogenbosch, verklaren dat Henricus, zoon van wijlen Wolterus, zoon van wijlen Willelmus Snellen als hoofdschuldenaar de betaling van een pacht van 1,5 mud rogge op zich heeft genomen, gaande uit 3,5 bunder weiland, gelegen te Diessen aent Sprenckelseynde, met Henricus Wauters aan beide zijden, strekkende van Martinus, zoon van Johannes Martenssoen tot Gerardus, zoon van Henricus Wauterssoen, alsmede uit 6 lopense land, gelegen te Diessen in de Vroenacker tussen Gibonus Peterss en Katherine Canters weduwe, strekkende van Theodericus Thyssoen tot de gemene straat dit ten behoeve van mr. Henricus Pelgrom, kanunnik van de collegiale kerk van St. Jan Evangelist te 's-Bosch, Henricus, zoon van wijlen Johannes Pouwelszoen en Heer Nycolaus Hoyberch, decaan te Kuyck, tesamen provisoren van het Mannengasthuis te Esch, onder voorwaarde dat hij de pacht mag lossen