Wilhelmus Heessels en Cornelis Santegoets, schepenen van Esch, verklaren, dat Martinus de Leeuw en Johannes Josephus van Veldriel, provisoren van het Mannengasthuis, hebben opgedragen aan Francis van Eyndhoven te Liemde, een perceeI teulland te Esch, groot 2 lopense 45 roeden, genaamd de Weyacker, belend ten 0.en W. een mestweg, ten Z. Francis Verouden, ten N. Michiel van Laarhoven, alsmede een perceel teulland, groot 35 roeden, gelegen mede aldaar, belend ten O. een voetweg, ten W. een mestweg, ten Z.en N. Francis Verouden, zulks in ruil voor een perceel teulland te Esch, groot 7 lopense 35 roeden, genaamd den Leenacker, belend ten 0. Martinus de. Leeuw c.s., ten W. Marten Gysbert van den Braak c.s., ten Z. de gemene straat, ten N. de weduwe van de heer Noltenius, welk land leenroerig ls aan de Heer van St.Michiels Gestel.
Wilhelmus Heessels en Cornelis Santegoets, schepenen van Esch, verklaren, dat Martinus de Leeuw en Johannes Josephus van Veldriel, provisoren van het Mannengasthuis, hebben opgedragen aan Francis van Eyndhoven te Liemde, een perceeI teulland te Esch, groot 2 lopense 45 roeden, genaamd de Weyacker, belend ten 0.en W. een mestweg, ten Z. Francis Verouden, ten N. Michiel van Laarhoven, alsmede een perceel teulland, groot 35 roeden, gelegen mede aldaar, belend ten O. een voetweg, ten W. een mestweg, ten Z.en N. Francis Verouden, zulks in ruil voor een perceel teulland te Esch, groot 7 lopense 35 roeden, genaamd den Leenacker, belend ten 0. Martinus de. Leeuw c.s., ten W. Marten Gysbert van den Braak c.s., ten Z. de gemene straat, ten N. de weduwe van de heer Noltenius, welk land leenroerig ls aan de Heer van St.Michiels Gestel.