Berlicum was in die tijd inderdaad een vrij groot dorp, zowel qua oppervlakte, als qua inwonertal: in 1697 telde het 1567 inwoners. * Dit liep op tot 1745 inwoners in 1725, * waarna het terugliep tot 1608 inwoners in 1798. * Parallel met deze bevolkingscurve liep de toename van behoeftige mensen: in 1697 waren dat er 176, in 1725 was het opgelopen tot 511 inwoners. De verarming van de bevolking was in die jaren een algemeen verschijnsel. In verband met de voortschrijdende verarming was het ook logisch, dat het schepencollege, daartoe aangezet door de protesterende armmeesters, in 1700 een resolutie uitvaardigde, waarin er met klem op werd gewezen, dat alle nieuwe inwoners een "borgbrief" bij zich moesten hebben, waarin de schepenen en armmeesters van het dorp of de stad, waar de nieuwe inwoners vandaan kwamen, zich borg stelden voor die inwoners, zodat ze bij verval tot de armenkas niet ten laste kwamen van de armenkas van Berlicum, maar die uit hun vroegere woonplaats. Wanneer nieuwe inwoners geen borgbrieven bij zich hadden, dienden ze Berlicum te verlaten, tenzij er zich twee inwoners van Berlicum bereid verklaarden hen bij verval tot de armenkas te onderhouden. * Dit veranderde echter weinig aan de situatie en in 1716 en 1727 moesten de schepenen en de armmeesters deze resolutie met klem herhalen. *
Er waren meer conflicten met de buurgemeenten: Reeds in 1602 ruziede Berlicum met Den Dungen over belastingen. Enkele bewoners van Den Dungen bezaten en/of gebruikten landerijen onder Berlicum, maar wilden daarvoor geen belasting betalen. In 1602 werd wel een regeling getroffen, maar deze had weinig effect. In 1635 laaiden de moeilijkheden weer hoog op. Beide dorpen kwamen tot een overeenkomst, "het accoord met Den Dungen", waarin gesteld werd, dat de betrokken inwoners van Den Dungen een eenmalige som stortten als betaling van de achterstallige belasting; tevens kwam men overeen, dat de inwoners van Den Dungen voortaan meebetaalden in de Berlicumse dorpslasten, maar onder soepelere voorwaarden. Dit alles zou verantwoord worden in de rekeningen van de "Dungense bede". *
In 1639 waren er weer moeilijkheden met Schijndel en wel over de schouwvoering (het toezicht op wegen en waterlopen) over de Loopgraaf, een zijriviertje van de Aa, dat lag tussen Berlicum en Den Dungen tot aan het Sporcx-bruggetje onder Schijndel. Schijndel claimde de schouwvoering over de Loopgraaf en protesteerde tevens tegen de aanleg door Berlicum van een nieuwe weg langs de Loopgraaf. Tijdens het onderzoek door beide dorpen ingesteld, bleek, dat alle grond, waarop de nieuwe weg was aangelegd, onder jurisdictie van Berlicum viel. *
Vanwege de geregelde inkwartiering van Staatse troepen in en rond Berlicum vaardigde de schepenbank in 1698 een reglement uit, waarbij aan herbergiers en particulieren een vergoeding gegeven werd voor ingekwartierde soldaten; hoe hoger de rang was, hoe hoger de vergoeding. * Deze regeling werd herzien en uitgebreid in 1709 * en in 1712. * Ook tussen 1704-1707 werden de inwoners van Berlicum ingeschakeld bij militaire acties, zoals munitietransporten en het beschikbaar stellen van paarden, wagens, stro en andere benodigdheden voor de troepen. *
In 1716 waren er al controleurs aangesteld * en in1732 moest men vanwege de ernst van de situatie een nieuwe controlecommissie instellen. * In datzelfde jaar werd er vooral ten behoeve van de armen onder de Berlicumse bevolking een chirurgijn aangesteld. *
Teneinde brand te voorkomen werd in 1727 een verbod uitgevaardigd vlas te bewerken binnen een straal van 20 roeden (ruim honderd meter) van gebouwen. * In 1732 bleek bij een inspectie van alle bierbrouwerijen en bakovens, dat deze zeer brandgevaarlijk waren en de aanschaf van twee emmers, een ladder en een vuurhaak werd dan ook verplicht gesteld. *