De gemeentearchieven werden verdeeld in drie hoofdafdelingen:
A Archief van Drost en Schepenen 1538-1810
B Archief van het Gemeentebestuur 1810-1935
C Archief van het Gemeentebestuur 1936-heden.
Bij de ordening van het archief tot 1810 heb ik het systeem toegepast, dat sedert 1921 ten Rijksarchieve in Noord-Brabant wordt gebruikt en waarvan o.a. de inventarissen van Besoyen, Vught, St. Oedenrode en Someren een voorbeeld geven. * Bij dit systeem gaat men uit van de gedachte, dat het administratief en rechterlijk archief een organisch geheel vormen, omdat zij beiden afkomstig zijn van het ene college van drost en schepenen, dat deze dubbele taak uitoefende. De consequentie daarvan was, dat zij in één inventaris als één archief van drost en schepenen werden verantwoord, ofschoon het administratieve gedeelte in St. Michiels Gestel en het rechterlijke gedeelte in het Rijksarchief in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch berustte. Laatstgenoemde stukken dragen behalve het nummer van deze inventaris ook nog de letter R en het nummer van het Rijksarchief, dat er tussen haakjes is achtergevoegd. Het aldus verkregen archief van drost en schepenen werd verdeeld in een administratieve en een rechterlijke afdeling. In de administratieve afdeling heb ik over het algemeen de gebruikelijke onderverdelingen gemaakt. Bij het rechterlijk gedeelte, dat, na een voorlopige ordening door Dr. H. P. Coster en Mr. V. Dumoulin, in 1943 definitief door Drs. P. Scherft ten Rijksarchieve werd geordend, heb ik de door hen aangebrachte onderverdelingen gehandhaafd.
Als tijdstip van scheiding tussen het zgn. oud en nieuw archief werd het jaar 1810, of nauwkeuriger 19 Maart 1810 genomen, de datum, waarop Nederland bezuiden de Waal bij Frankrijk werd ingelijfd. De onttrekking van de rechtspraak aan de bevoegdheid van drost en schepenen, het overgaan van de bestuurstaak op de maire en de conseil municipal, de invoering van de Franse wetgeving en de ingrijpende administratieve veranderingen, die daardoor teweeg werden gebracht, wettigen m.i. het leggen van een scheiding in 1810. Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat er niet verschillende series wegens het provisioneel uitoefenen van bevoegdheden door de oude besturen nog iets verder, soms zelfs tot in 1811, doorlopen.
Bij de ordening van de archieven na 1810 werden in Noord-Brabant de archiefstukken, die onder het bijzonder gedeelte behoorden, tot nu toe hoofdzakelijk volgens de verschillende wetten geordend, waarvan zij de neerslag waren. De inventaris van Someren (1940) geeft daarvan nog een recent voorbeeld. Een indeling ongeveer parallel lopend met de hoofdstukken van het gemeenteverslag, zoals in de archiefinventarissen van Oldenzaal en Hindeloopen * is geschied, leek echter meer in overeenstemming met de oude orde. Ik ben echter nog iets verder gegaan en heb de indeling in hoofdstukken volgens de code voor de archiefordening van de gemeenteadministratie uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten toegepast, zoals op het Rijksarchief in Limburg gebruikelijk is. Ook de verschillende onderverdelingen zijn, voor zover de oude orde met zijn historisch gegroeide eigenaardigheden zich daartegen niet verzette, nagevolgd. Een dergelijke handelwijze heeft het voordeel, dat zij op geen enkele manier in botsing komt met de oude orde, terwijl zij wegens haar grote overeenstemming met de inrichting van de code, de moderne registrator het opzoeken van stukken vergemakkelijkt. Met dat doel zijn achter de hoofdstukken de daarmee corresponderende cijfers van de code geplaatst.
Het tijdstip van invoering van het decimale registratuurstelsel op 1 Januari 1936 werd als eerste caesuur in het archief na 1810 genomen. Het archief van 1936 tot heden, dat eveneens in het archief depôt wordt bewaard en door middel van een kaartsysteem is te raadplegen, wordt hier pro memorie vermeld. De lengte van het administratief archief tot 1810 bedraagt 6,50 m. en na 1810 41,40 m. Het rechterlijk archief in 's-Hertogenbosch heeft een lengte van ruim 9 m.
De gedeponeerde archieven zijn opgenomen in de volgorde van vermoedelijk depôt. Hierbij zij opgemerkt, dat de charters van de Tafel van de H. Geest, die in het Rijksarchief te 's-Hertogenbosch berusten, uit het oogpunt van inventaris tot èèn geheel met de in St. Michiels Gestel bewaarde stukken van het Armenarchief zijn verenigd. Omdat het slechts enkele tientallen charters betreft zijn zij in regestvorm in de inventaris opgenomen. De regesten zijn van de hand van Mr. J. P. W. A. Smit en F. Brekelmans. Als eindpunt van het Armenarchief werd 30 Juni 1942 genomen, op welke datum het Burgerlijk Armbestuur bij Besluit van de Burgemeester werd veranderd in een Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon. Bij het archief van de Bleken (Afdeling Heide, Hal-der en Dorp) gaf de invoering van het registratuurstelsel op 1 Januari 1936 het eindpunt aan.
Om het de onderzoeker gemakkelijk te maken, werd in een aanhangsel (bijlage, BHIC) een overzicht gegeven van archieven, die op St. Michiels Gestel betrekking hebben, en op het Rijksarchief in 's-Hertogenbosch berusten. Hieronder vallen het archief van de Leenhof van Herlaer, ter lengte van 0,40 m, volgens een inventaris van Dr. H. P. Coster, herzien door Mr. J. P. W. A. Smit; de notariële archieven ter lengte van 1,75 m, naar een inventaris van Mr. V. Dumoulin, voltooid door Drs. P. Scherft; de retroacta van de Burgerlijke Stand, ter lengte van 0,40 m, volgens een inventaris van de hand van Dr. C. F. X. Smits; verder nog het archief van de Burgerlijke Stand en enkele verspreide archivalia.
De Gemeentelijke en gedeponeerde archieven zijn van een doorlopende nummering voorzien, zodat elk nummer slechts eenmaal in het depôt voorkomt.
Wanneer nu, hoofdzakelijk afgaande op de dorsale nummering van 1753 (de inventarissen van 1663, 1753 en 1800 zelf ontbreken), wordt nagegaan welke archiefstukken verloren gegaan zijn, dan blijkt het volgende:
Ongeveer het gehele administratieve archief van voor 1663 is verdwenen. Van het archief van 1663~1810 ontbreken de verpondingrekeningen vóór 1699; de bederekeningen vóór 1710; de personele rekeningen vóór 1699; de rekeningen van hoorngeld, bezaaide morgen, dranken en bestiaal vóór 1712, de borgemeestersrekeningen vóór 1706; de rekeningen van de Franse contributie vóór 1712.
De bouw van een moderne archiefbewaarplaats in 1935 en de aanschaffing van stalen archiefrekken was een zeer belangrijke stap in de goede richting. Verder verval en zoek raken van archiefstukken werd daardoor voorkomen. De thans voltooide inventarisatie was daarvan het noodzakelijk complement. Het Gemeentebestuur nam daarbij een breed standpunt in door behalve de gelden voor de ordening ook die voor een goede materiële verzorging der stukken ter beschikking te stellen.
De notulen van B. en W. en de Raad, de correspondentieregisters, de bevolkingsregisters en enige registers van de Burgerlijke Stand, samen 145 delen, werden in halflederen band gebonden, terwijl 150 andere delen van een linnen band werden voorzien. De overige stukken werden, waar nodig, in nieuwe omslagen, dozen en portefeuilles opgeborgen. Verder werd de oude archiefkast van 1721, die bij de uitbreiding van 1935 was afgebroken en voor brandhout op de zolder was gedeponeerd, op aanwijzing van de Heer C. Smulders, 1 ste ambtenaar ter Secretarie, weer "ontdekt", gerestaureerd en op de raadzaal geplaatst. (Zie foto).
Moge de gereedkoming van deze inventaris voor menigeen een aansporing zijn zich in de historie van St. Michiels Gestel te verdiepen en door een meerdere kennis van dorp en streek zijn heemliefde te versterken.
C.Th. Kokke, 1949