Archieven

15 Ida Margretha van Maerhulst, douariere van Jeremias Rooper heer tot de Haetert, in zijn leven Collonel van een Regiment Infanterie ten dienste van deze Verenigde Nederlande, geassisteerd met haar broeder Steve Hendrick van Maerhulst heer tot Overberge ende Waerenstijn, als in deze haar gekozen momboir en Johan Hendrick van Bassum en Hendrick van Maerhulst als ooms en bloedmomboirs over het onmondige dochtertje van wijlen Jeremias Rooper heer tot de Haetert en zijn echtgenote Ida Margretha van Maerhulst (benoemd d.d. 12-08-1686 bij ambtman), bekennen schuldig te zijn aan de provisoren van het Oudt Burger Gasthuijs tot Nimmeg(en) een som van Fl. 3000,- Car. Johan Rooper heer tot de Haetert Capt. en Sergeant Majoor en zijn echtgenote Anna Sibilla van de Haetert, hebben dit bedrag volgens obligatie en handschrift d.d. 20-11-1665 in ontvangst genomen van Gerrit van der Linde de toenmalige provisor van het voornoemde gasthuis. Mevrouw belooft de achterstallige rente voor 20 november te Nijmegen te voldoen. Als onderpand voor de hypotheek wordt gesteld het adellijk huis de Haetert en speciaal een boerderij genaamd Jan Willems Bouwhoff, met bijbehorend bouw- en weiland, bossen en houtgewas, al haar andere goederen en speciaal een perceel genaamd Hillemans Velt gelegen in het land van Cleef te Wisselerweert.