van 11 augustus 1748 begint met een legaat aan Antonij en Woutrina, kinderen van Wouter van Schaijk en Jenneken Hermens, bestaande uit een stukje hooiland in Veghel en houtland genaamd Balkenhoeff onder Lithoijen en tevens linnen- en beddegoed en inventaris, uitgezonder goud en zilver, 'gemunt oft ongemunt'. Daarna benoemt zij tot 'eenige en universeele erffgename': de kinderen van Jan Jan Geerits van der Heijden en haar zus Maria, de kinderen van Lambert van de Ven en haar zus Anneken, de kinderen van Jan Delissen en haar zus Willemke, de kinderen van Herman Dirck Ense en haar zus Toniske, de kinderen van Tijs Jan Tijssen van den Hurck, haar overleden broer, 'alle hooft voor hooft te deijlen.' In de scans beslaat het testament pagina's 383-386 Aan het eind is in de marge aangetekend, dat er twee codicillen zijn, van 8 maart 1751 en van 12 april 1751, in welke laatste het codicil van 8 maart nietig is verklaard.