Archieven

443 Gerard Cuper van Holthusen ontvanger van 's lands middelen verklaart namens zijn vader Franchois Cuper van Holthusen en zijn moeder Johanna Margaretha van Munster e.l. schuldig te zijn aan Jacob de Breff hofraad van zijne keurv. doorl. van de Pfaltz volgens koopvoorwaarde dd 10 december 1705 een som van vierhonderdnegenenzestig gulden, de som van 469 gulden [sic] betaald als eerste termijn, het restant te betalen tegen pasen 1706, onder verbintenis van zijn persoon en goederen en i.h.b. dit huis. Schepenen E. Verhorst en Engelbert de Greve. 24 januari 1706. doorgehaald; in de marge: de advocaat van de Gronde uit kracht van procuratie van de heer de Breff verklaart dat dit is betaald dus geroyeerd dd 12 juni 1706

442 Anthoni van de Gronde IUD en advocaat te Grave uit kracht van procuratie van Jacob de Breff hofraad van zijne keurv. doorl. van de Pfaltz voor de heren van Raveschot en Wilhelm Backus schepenen der stad en vrijheid van Maasbommel dd 26 november 1705, schepenen gebleken, en deze als usufructuair erfgenaam en mede als vader en voogd van zijn drie minderjarige kinderen met name Jacob, Peter, en Hendrick de Breff uit zijn huwelijk met wijlen Adriana de Decquere en uit dien hoofde erfgenaam van Maria Florissen van Gemert weduwe Willem de Decquere vest mr Franchois Cuper van Holthusen burgemeester en Camelaer vande privilegien der stad Deventer en Johanna Margaretha van Munster e.l. het huis en erf eertijds brouwerij geweest en hergekomen van wijlen Adolph van Boeckholt achter het gasthuis tussen het huis van Sander Verbeet aan de ene en het huis van de rentmeester Ruijl aan de andere zijde, nadat dit huis door de Raad van Brabant is ontslagen van het fideicommis volgens acte dd 10 september 1705 en verkocht met toestemming van de Raad met geen andere lasten dan 's heren poortchijns à 4 stuivers, vijftien stuivers geestelijke pacht verkocht voor zevenhonderdtien gulden en eenhonderdveertien hogen. Scholtis, schepenen Verhorst en de Greve

411 Theodorus van Neervelt en Maria Johanna Montilie e.l. verklaren pro resto van het huis en erf in de Klinkerstraat, aan de ene zijde naast het erf van Derck van Boeckholt, aan de andere zijde het erf van Arnoldus Bloemerts en voor aan de gemene straat, schuldig te zijn aan Jacob de Breff hofraad van zijne keurvorstelijke doorluchtigheid van de Palts een kapitaal van zeshonderd gulden, zij beloven daarover rente te zullen betalen à vijf percent, met als eerste pachtdag 7 mei 1705, wie wil lossen of laten lossen moet dat een kwartaal tevoren aanzeggen, onder verbintenis van hun persoon en goederen en i.h.b. dit huis. Substituutscholtis, schepenen Verhorst en de Greve

410 Arnoldus van Boeckholt uit kracht van procuratie van Jacob de Breff hofraad van zijne keurvorstelijke doorluchtigheid van de Palts dd 26 juli voor richter en gerichtsluiden te Maasbommel, schepenen gebleken, vest Theodorus van Neervelt en Maria Johanna Montilie e.l. het huis en erf in de Klinkerstraat, aan de ene zijde het erf van Derck van Boeckholt, aan de andere zijde het erf van Arnoldus Bloemerts en voor aan de gemene straat, hergekomen van de principaal van comparant bij magescheid uit de boedel van Jr. Steen met geen andere lasten dan 's heren poortchijns à 2 stuivers verkocht voor negenhonderd gulden. Substituutscholtis, schepenen Elbert Verhorst en Engelbert de Greve. 29 juli 1704. in de marge: de 40ste penning 48-14-14