Archieven

4 Rekest van Petrus de Jong zijnde van de ware christelijke gereformeerde religie inhoudende dat zijn vader Gerard de Jong, erfsecretaris van het dorp Veghel in kwartier Veghel, vermits zijn hoge ouderdom van 74 jaren niet meer in staat is alleen en buiten assistentie van iemand de secretarie van Veghel te kunnen waarnemen en te bedienen, en hem suppliant, die als gezworen klerk de voorschreven secretarie al enige jaren had bediend, aan te stellen tot substituut-secretaris en te committeren zoals blijkt uit de akte van commissie van de 12e januari 1759 en verzoekt nu om de approbatie van de Ho: Mo:; akkoord.

73 Rekest van Mr. Felix van Maanen agent van de Meierij van ’s-Hertogenbosch inhoudende dat Jacobus Didericus Hermanus van Eymeren en Catharina Sybilla de Haan blijkens hun doopextract lidmaat waren van de gereformeerde religie blijkens de attestatie van predikant Kuijpers te Veghel door de Heer van Heeswijk en Dinther Mr. Cornelis Speelman is aangesteld tot vorster en gerechtsbode der genoemde heerlijkheden en voorts tot huissier en leenvinder der leen- en laatbank aldaar, met verzoek om approbatie van die aanstelling; akkoord.

39 Rekest van Hendrik Biedijx rooms priester , Gerrit van Lieshout, Peeter Walraven en Thomas van den Bogaart kerkmeesters van de roomse kerkschuur te Veghel in kwartier Peelland en verzoeken permissie tot reparatie en vergroting van de kerkschuur, van welk rekest een kopie wordt doorgestuurd naar de kwartierschout van Peelland. – zie ook folio 362

13 Rekest van stadhouder predikant en schepenen van het dorp en dingbank van Veghel in kwartier Peelland inhoudende dat in 1759 binnen hun dorp waren overleden een zekere Anthony van Geelkerken en Elisabeth van de Laar echtelieden, dat de supplianten volgens een algemeen gerucht onwaar werden dat beide overledenen of een van hen, aan Anthony Scheij molenaar aldaar, zou hebben verzocht, wellicht geautoriseerd, na de dood van hen t.b.v. de arme personen gedurende een tijd van 10 jaren brood te bakken tot een som van 1000 gl. en dat Anthony Scheij dat geld al onder zich zou hebben; dat de supplianten in hun kwaliteit en als provisoren van de armentafel, geenszins konden bevroeden dat de overledenen of een van hen een dergelijk autorisatie zou hebben gegeven aan Scheij, zonder dat zij daar iets van wisten; ze wenden zich ttot de Ho: Mo: met verzoek om Scheij te ordonneren onder ede die gelden neer te tellen voor de supplianten ten einde ze te kunnen besteden aan de meest behoeftige ingezetenen.