Beste Peter,
Uiteraard heb ik die zoektocht via de doopgetuigen gemaakt. Ik plaats hier mijn analyse. Wellicht gaat bij iemand ergens een lampje branden...
De tot nu toe oudst bekende en bewezen stamvader van de Gelderse familie Klutman is Jacobus Cluytmans, die op 28 maart 1695 overlijdt te Helden. Jacobus wordt geboren omstreeks 1640. Zijn herkomst en de naam van zijn vader geven de DTB-boeken en andere archiefbescheiden van de gemeente Helden niet prijs.
Waar komt Jacobus vandaan? Wie zou de vader van Jacobus kunnen zijn? De ultieme bewijzen voor de juiste antwoorden zijn nog niet gevonden.
De inschrijving van Jacobus Cluytmans komt in het doopregisters van Helden niet voor. Het oudste doopboek van Helden begint in 1630. Pastoor was toen Michiel Roefs. In de overlijdensregisters komen wel voor Jan Cluytmans, overleden op 12 juni 1680 en Maria Cluitmans, overleden op 23 januari 1682. Ook in de 17de eeuwse archieven van de schepenbank van Helden komt de familie Cluytmans niet voor.
Daarmee kan zekerheidshalve worden aangenomen, dat de familie tussen 1630 en 1671 niet woonachtig is te Helden. In die tijd worden geen Cluytmannen geboren in Helden. Ook wordt er niet getrouwd in Helden.
Wel treedt in Helden een Joannes op als getuige in naam van Jacobus Cluytmans bij de doop op 26 april 1671 van Maria, dochter van Wilhelmus Gielissen en Leonarda Jannis. De meter bij deze doop is Maria Claessen.
Jan Cluytmans in Meijel (1638-1648)
In de periode 1638-1644 treedt in de Vrije Heerlijkheid Meijel Johannes Cluytmans op als secretaris van de Schepenbank. Meijel heeft in die tijd zelf geen vaste secretaris. Deze wordt voor de gelegenheid van elders gehaald. De secretaris van de schepenbank is meestal een geletterde van buiten Meijel, maar ook deze is niet steeds aanwezig, zodat een Meijelse schepen of een buiten-Meijelse vervanger op-treedt als substituut-secretaris. Voor 1800 waren de gemeentesecretarissen van Meijel nagenoeg steeds mannen die konden lezen, schrijven en rekenen en die buiten Meijel woonden. Ze werden bij afwezigheid in Meijel vervangen door een van de schepenen, die optrad als substituut-secretaris .
De Meijelse Schepenbank haalde Jan Cluytmans van Deurne, want in het schepenbankboek 5 van Meijel, pag. 41, staat dat Jan Clutmans op 29 december 1648 bij de verkoop van zijn huis, hof, land en groes aan Bastijaen Martens van Someren van Deurne is. Mogelijk heeft hij ook een aantal jaren in Meijel gewoond, want hij verkoopt immers zijn huis en hof.
In de Meijelse schepenbank nr. 5.026d staat, dat op 1 februari 1644 ten huize van Jan Cluitmans een veiling gehouden werd in verband met het erfgoed van Jan Aert Vrins.In de jaren veertig van de 17de eeuw maakten Helden, Kessel en Meijel flink ruzie over de dorpsgrenzen. Op 6 juli 1644 werd dat ge-schil beklonken met een door Jan Cluytmans namens Meijel onderte-kende acte .
Henk Willems oppert de mogelijkheid, dat de dorpspastoor Philip Froijens Jan Cluytmans naar Meijel heeft gehaald. Deze pastoor had heel wat te stellen met lui uit Helden, die de grens met Meijel betwist-ten . Met Cluytmans hoopte hij wellicht een kundige vent naast zich te hebben, want de vorige secretaris Jan Janssen bleek niet te vol-doen.
Henk Willems: “In 1638 was in Meijel Philip Froijens pastoor (1608-1644). Dat lijkt niets, maar deze pastoor, afkomstig van Asten, was in Meijel een bazige, nogal bepalende figuur, die enigszins 'rechten' had gestudeerd, zgn. apostolisch licentiaat rechten. Hij was onder meer secretaris van de Vrouwe van Deurne en heeft waarschijnlijk Jan Cluytmans daar ontmoet, toen Meijel zonder onderwijzer-secretaris kwam te zitten. Opvallend is dat Cluitmans als secretaris na het over-lijden van Froijens weg is” .
Deze Jan Cluytmans is in zijn Meijelse jaren ook actief op de Meijelse onroerendgoedmarkt. Jan verkoopt op 28 januari 1642 aan Nelis Jans een eussel of heiveld dat Jan in Meijel kocht van Jan Martens. Diezelfde dag verkoopt Cornelis Jans aan Jan Cluitmans een beemd, ez erf Jan Cluitmans, az kinderen van Gielen inden Nerenbemt, ee de Herenstrate.
Op 19 december 1642 verkoopt Jan Cluitmans “aan Thijs Geraerts erfdeel dat hij gekocht heeft van Jan Nelis, die het had van de kinderen van Gert inde Hage (Jan Cluitmans is daarop verwacht van Lynnaert Peters?).
Op 2 december 1643 komt hij voor in een processtuk te Asten (oud-rechterlijk archief Asten) en wordt dan ‘gerichtschriver in Meyel’ genoemd.
Op 12 januari 1644 verkoopt Willem Hanssen aan “Jan Cluitmans, gemeentesecretaris, huis, schuur, land en boomgaard, ez erf Maes Jans, az heer van Meijel, ee Claes Willems erf en ae Heere Strate, belast met 6 kop koren voor pastoor” .
Diezelfde dag ruilen Nelis Janssen en Jan Cluitmans grond. Nelis krijgt van Jan wat hij kocht van Willem Hanssen op Steyllenbosch en een veld, ez Marten den Wever erf, az erf Thijs Geraerts en ee Heer Strate, belast met 0,5 vat koren en 5 stuivers. Jan krijgt van Nelis land en groes, gen. Inde Hoef, ez erf kinderen van Peter Vogels, az/ee erf kinderen Peter Jan Meus en ae Heere Strate, belast met klein vat koren .
Op 4 maart 1644 draagt Frans Thonis voor de Schepenbank akker en groes, ca 100 roeden, ez/az erf Bastiaen Martens, ee Heer Strate en ae erf Beel Custers over aan Bastiaen Martens. Frans heeft deze grond gekregen, omdat Jan Cluitmans hem binnen vier jaar niet de lening van 125 gulden heeft terugbetaald .
Op 29 december 1648 wordt voor de Schepenbank van Meijel gere-geld , dat Johannes Cluytmans van Deurne zijn goed in Meijel, huis, hof, land en groes verkoopt aan Bastijaen Martens van Sommeren. Deze koop wordt door Jan Gheverts uit Meijel genaast.
Jan Cluytmans Broekhuizenvorst, Arcen en Blerick (1652-1665)
Niet zo ver van Meijel en Helden komt Jan Cluytmans voor als schoolmeester, koster en getuige. In Broekhorstervorst is hij (Joannes Clutmans) op 31 maart 1652 samen met Sijbilla Thomas getuige bij de doop van Petronella, dochter van Leonardus en Gertrudis Wilms. In 1653 treedt hij (Joannes Clutmans) in Grathem op als getuige bij het huwelijk van NN Custers en Antonia Lamers. Tussen 1659 en 1665 fungeert hij zesmaal als koster/getuige bij huwelijken (Joannes Cloetmans, Cluetmans).
In een attest van 10 september 1660 verklaart Joannes Cluytmans dat hij koster en schoolmeester te Broekhuizenvorst is geweest en daarna te Arcen en Blerick. Het gaat hier om de periode 1652-1665. Het handschrift en de ondertekening komen niet overeen met de andere stukken, die de Meijelse Jan Cluytmans en de Gemertse Jan Reynder Cluytmans opmaakten.
Jacobus Cluytmans
Wie zijn nu de Meijelse Jan en de Blerickse Jan? Zijn ze identiek en verwant aan de Gemertse en Deurnese Cluytmans? Is Jacobus een zoon van de Meijelse, de Blerickse of Gemertse Jan?
De Meijelse en Blerickse Jannen zijn niet identiek aan de Gemertse Jan, want laatstgenoemde is overleden vóór 16 april 1641.
Als Jacobus in de Meijelse jaren van Jan Cluytmans is geboren, dan komt hij niet voor in de doopregisters van Meijel, ook al noteerde de toenmalige pastoor Philip Froijens vanaf 1608 dopelingen in een doopboek.
Pastoor Froijens begon in 1608 met het doopregister voor de parochie van St. Nicolaas te Meijel, maar er zijn diverse stukken weg. Er is van twee perioden voor 1650 zelfs duidelijk aan te geven wat er gebeurd is. Dopen tussen 02-09-1618 en 18-02-1619 ontbreken: mogelijk zijn er geen geweest, maar waarschijnlijk is er een blad weg. Dopen tussen 17-10-1641 en 09-05-1649 zijn niet in de archieven te vinden. We moeten ervan uitgaan, dat die dopen niet genoteerd zijn, want de doop van 17-10-1641 staat op blad 86.01.044 (nieuwe nummering in RHCL Maastricht) en direct daarna op dezelfde pagina staat de doop van 09-05-1649.
Er ontbreken dus bijna van acht jaar doopgegevens. Reden? De zeer rommelige periode met een oude op andere fronten strijdende pastoor Froijens tot 1643, gevolgd door een periode zonder pastoor en zonder vermelding van een kapelaan en een periode 1646 waarin Meijel invalpastoor Hendrick Jan Aert Emonts had en soms geholpen werd door de uit Meijel afkomstige kapelaan Gordt Willems van Sterksel, zeg maar 8 jaar pastoorloos-tijdperk, totdat pastoor Henderick Sennen in 1649 de draad weer oppakte.
In de Meijelse DTB-boeken duikt de eerste Cluytmans pas op in 1673: op 15 juni 1673 wordt Gregorius, zoon van Johannes Ariens en Maria Marcelissen, gedoopt . Doopgetuigen zijn Rutger Cluitmans en Mechtild Theodori. Deze Rutger is dezelfde als Ruth Jan Ruth Cluijtmans, die in 1654 op Vreechwijk onder Deurne woont en in 1676 te Deurne een derde huwelijk aangaat met Heijltje Goris uit Meijel.
Tussen 1641 en 1649 is Helden al wel bekend met een Cluytmans. Op 11 juli 1647 trouwt in de Heldense Lambertuskerk Gulielmus Scheerers, zoon van Henricus Scheerers, met Jehenna Maes, dochter van Jois Maes. De huwelijksgetuigen zijn Joannes Cluytmans en Theodorus, zoon van Gulielmus.
Voor de verwantschap tussen de drie Jannen en Jacobus Cluytmans pleit wel hun maatschappelijke status. In het kerkelijk archief van de Sint Lambertusparochie te Helden bevindt zich een aantekenboekje uit 1692/1693, waaruit blijkt dat Jacob kerkmeester is van de Sint Lambertuskerk. In die dagen was een kerkmeester belast met het financieel beheer van de plaatselijke kerk. Hij droeg de verantwoor-delijkheid over de inkomsten, uitgaven en rekeningen. De kerk was in de zeventiende eeuw een belangrijk instituut. De man die in het dorp de functie van kerkmeester vervulde, was een respectabel mens. Hij kon lezen, schrijven en rekenen en genoot het vertrouwen van de pastoor en de parochie. Met deze functie verkeert Jacob dus op dezelfde trede van de maatschappelijke ladder als de Meijelse Jan Cluytmans.
Jacobus Cluytmans trouwt te Helden in de Sint Lambertuskerk op donderdag 24 september 1671 met Maria (Mercken) Ceelen, ook wel genoemd Geuen, Caelen en Geven. Maria wordt gedoopt te Helden op 9 juni 1642. Haar doopgetuigen zijn Joannes Jois Ruts Meijelensis en Margareta Lupers. Zij is een dochter van Marcellus en Antonia Ceelen, ook genoemd Geeffen en Geven. De familie Geven is pachter van de Gevenhof. De verleiding is groot om in deze Marcellus Ceelen of Geven dezelfde te zien als Marcelis Zeelen, die een van de eerste schepenen is van de Schepenbank Helden, nadat het dorp op 21 april 1674 een afzonderlijke heerlijkheid met jurisdictie wordt. Als Baron Johan Renier Bouwens vander Boije op 16 oktober 1674 Joan-nes vanden Bossche als eerste schout aanstelt, en dit in een acte wordt vastgelegd, is schepen Marcelis Zeelen samen met zijn collega Willem Jeucken aanwezig om dit gebeuren met de schepenzegel van Helden te bekrachtigen. Deze Marcelis, overleden op 27 mei 1690, was getrouwd met Leonora Knippenberg, telg van een notabele familie in Helden.
Jacob Cluytmans is in zijn dagelijks leven landbouwer. Hij woont en werkt op de Gevenhof, later genoemd Heijnenhof, die hij door zijn huwelijk met Maria Geven vanaf 8 februari 1678 kan pachten van Johan Rhené vander Boije. Het gaat om een "huijs, schuijre ende bij-liggende weijde geheeten Op den Hoff oock de daarbij gehoerige landerijen aan Jacob Cluijtmans en Marie sijn huijsvrouwe door den weledelen Here Johan Rhene vander Boije Heere tot Venraij, Nerische, Macken, vrijhere deser heerlijckheit Helden. Getekent op het adelijck huijs te Hove te Helden" (Archief Brussel archief familie Overschie inv.nr 834).
De gronden van de Gevenhof maken deel uit van het leengoed Ten Hove, net als de kasteelhof, die ook “Hoof” wordt genoemd. De splitsing zal ergens in de eerste helft van de zeventiende eeuw hebben plaatsgevonden. Op een kaart uit 1734 ligt de Gevenhof links van Hoof. De Gevenhof wijst op haar pachters. De Gevenhof werd vele jaren gepacht door de familie Geven.
Aan de Gevenhof grenst het Vorderschuttersveld, dat in bezit is van de orde der kartuizers in Roermond. Een pachtcontract, opgemaakt op 1 juli 1686 en ondertekent door de prior Adrianus Poeijn op het Carthuys in Roermond, wijst uit dat Jacob in de jaren tachtig van de zeventiende eeuw een van de pachters is van deze grond.
De familie Cluytmans heeft niet lang geboerd op Gevenhof. Jacobus overlijdt in maart 1695. De aanvulling op het eerste contract in juni 1695 bevestigt dat Jacob is gestorven. Maria leeft dan nog, maar drie maanden later overlijdt zij ook.
Zoon Jacobus blijft waarschijnlijk na haar dood boeren op de Gevenhof, gelet op zijn handtekening onder het pachtcontract van 1695. In 1707 wordt de boerderij echter verpacht aan Hendrick Heijnen en Cunera Gommans. Zo komt de hoeve aan de naam Heijnenhof.
Als Jacob Cluytmans zijn dochter Catharina op 11 februari 1675 in de Sint Lambertuskerk laat dopen, zijn doopgetuigen Johannes Cluytmans en Joanna Hendrickx. Deze Johannes zal mogelijk een broer van Jacobus zijn geweest. Hun eerste kind is een meisje. Het heet Antonia wordt vernoemd naar de grootmoeder van moederszijde. Antonia Cluytmans trouwt in 1697 te Helden met Gerardus Gom-mans. Als hun tweede zoon Petrus wordt geboren, treedt tijdens de doop op 13 augustus 1705 onder andere als doopgetuige op Gertrudis Clutmans.
Op de lijst van Heldense gezinnen 1608-1699: 1680 komen voor Gerardus Impelmans en Maria Cluytmans. Als Jacobus Cluytmans dochter Catharina te Helden op 6 augustus 1680 wordt gedoopt, treedt zij op als doopgetuige. Een jaar later is Jacobus getuige bij de doop van Maria’s zoon Joannes Impelmans. Volgens mij zijn ze broer en zus.
Waar kom ik met al deze gegevens enigzins gelijke namen en data tegen, die mogelijk duiden op verwantschap? Ik kom uit bij Reynerus Petri Cluytmans, schepen te Bakel. Hij overlijdt te Bakel op 21 september 1682. Hij trouwt tweemaal. Met Johanna en met Heylwegis Willibrordi. Uit het eerste huwelijk worden geboren Peter, Marcellus (ged. 28 maart 1666; get. Judocus Joi Bancherts, Henrica Ceele), Joanna (ged. 14 oktober 1668; get. Henricus Lamberti v.d. Kerckhoff, Godefrida Andreii). Uit het tweede huwelijk komen voort Joannes, ged. 21 mei 1674 (get. Maria Willibrordi en Christianus Willibrordi), overl. te Bakel 5 april 1675, Wilhelmina, ged. 21 oktober 1675, Franciscus Reynder, Joanna, ged. 24 augustus 1679 (gt. Maria Wilberts, Andreas Jan Goorts, Marcellus Wilberts), Regnerus Reynerus en Catharina.
Louter op basis van namen als Antonia, Ceelen (Geven), Marcellus zou het heel wel mogelijk kunnen zijn, dat Jacobus een broer is van Reynerus Petri.
Samenvattend veronderstel, dat de Brabantse en Limburgse tak aan elkaar verwant zijn via de Bakels/Deurnese connectie, maar onomstotelijk bewijs......ik zoek er al jaren na.