Mij moet allereerst van het hart dat ik jullie enthousiasme bewonder! Vooral als ik kijk naar de tijdstippen van de avond waarop jullie nog bezig zijn, je eigen resultaten aan te vullen en te verbeteren.
Zelf heb ik intussen gezocht in
http://gtb.inl.nl/ de site van de Nederlandse wetenschappelijke woordenboeken (Oudnederlands, Vroeg Middelnederlands, Middelnederlands en het WNT: Wetenschappelijk Woordenboek der Nederlandse Taal) op het woord “ort”.
Dat levert niet zo veel op: ook “hort”; moderne spelling “oort” of “oord” (in het WNT): geldswaarde of accijns.
“Sol” levert op in het WNT: gewestelijk in Zuid-Nederland: muntstuk van 10 centimen. Het is dus blijkbaar niet helemaal hetzelfde als sou (stuiver).
Ik stel me zo voor, dat in vroeger tijden op het platteland in de lente klokhennen (kloeken) met kuikens rondscharrelden, waarvan zeker de helft uit haantjes bestond. Het kwam waarschijnlijk beide partijen wel goed uit als die als betaalmiddel konden gelden: zo brachten ze nog wat op.
Ondertussen heb ik als conclusies getrokken:
1. Jan Hermans kwam uit Aarle.
2. Hij kocht op Grotel van Lijsken van Asdonck een huis en hofstee (volgens het WNT: de grond waarop de gebouwen van een boerderij staan, bij uitbreiding: de boerderij zelf) en bijbehorende kleine lapjes grond (dries, wat blijkbaar schraal weiland was, en ackerland). Eén van die ackertjes van een lopense heette “den bogard”, maar was blijkbaar geen boomgaard (meer).
(Het blijft mogelijk dat hij daarnaast ook niet met cijns belaste grond bezat, maar koopaktes daarvan zijn er voorlopig niet).
3. Het is de vraag of hij daar zelf ging wonen, maar als eigenaar /gebruiker werd hij opgevolgd door zijn zoon Joost Jan Hermans, later door zijn weduwe en kinderen, nog later ook drie kleinkinderen: dus alle drie de overlevende kinderen van Marij Joost Jan Hermans en Peter Hendriks van Duijnhoven.
4. Jan Hermans zelf was getrouwd met Peerken Joost Hendrik Lamen en hij en zijn vijf kinderen werden na haar dood ook erfgenamen van haar grond.
5. Later nam zoon Joost de grond over “bij coop”, dus kocht hij waarschijnlijk de kindsdelen van zijn broers/zussen.
6. In het cijnsboek werden oorspronkelijk alleen de namen van de cijnsplichtigen ingevuld en de verschuldigde cijnsen en pas later werd een omschrijving van de cijnsgoederen toegevoegd.
7. Cijnsgelden werden deels in munten, deels in (de tegenwaarde van) hoenders betaald. Die munten bestonden uit oude (en nieuwe?) denarii (penningen) schellingen, stuivers en misschien oortjes.
8. Naast met cijns belast onroerend goed was er ook onbelast onroerend goed. (Waarschijnlijk bezat Hendrik van Duijnhoven en later zijn weduwe en nog later zijn zoon dus een boerenbedrijf(je – wat moest je anders op Grotel?) dat onbelast was.
Dat heeft me in elk geval weer een wat beter beeld van en zicht op de tijd gegeven en ook wat feiten opgeleverd over Marij Joosten en haar afstamming. Het doorwerken van zo'n cijnsboek gaf ook een beter beeld van de landverdeling toen, o.a. dat op Grotel ook gronden van de Commandeur van Gemert en van de H. Geest van Helmond (een stichting die zich met armenzorg bezig hield?).
Ik dank iedereen die daarbij meegeholpen heeft.