skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

Wie hoorden vóór 1795 bij het dorps- en stadsbestuur?

Eric van Daal vertelde op 29 juni 2020 om 16:39 uur
Ik lees hier verschillende opvattingen over.
Zonder twijfelt maakten de schepenen deel uit van het dorps- en stadsbestuur. Zij functioneerden zowel als bestuurders, rechters en notarissen. Als bestuurders namen zij besluiten van algemene strekking en stelden ze reglementen en verordeningen vast
Bij het dorpsbestuur hoorden ook de gezworenen en geërfden.
Gezworenen waren beëdigde personen die een bepaalde wijk van het dorp vertegenwoordigden. Over belangrijke zaken raadpleegden de schepenen eerst de gezworenen, alvorens een besluit te nemen. Bij het afsluiten van aanzienlijke leningen door het dorpsbestuur waren de gezworenen altijd aanwezig. Soms moesten ze zelfs met hun eigen vermogen borg staan voor zo’n lening.
De geërfden waren de belangrijkste grondbezitters, die mee konden vergaderen als door het dorpsbestuur beslissingen van algemeen belang genomen moesten worden. Hun bevoegdheid is mij echter niet geheel duidelijk.
In de steden maakten soms de bestuurders van de ambachtsgilden en raadsverwanten deel uit van het stadsbestuur. Zij beslisten mee. Raadsverwanten vervulden dezelfde taken als de schepenen met uitzondering van de rechtspraak.

Voor mij is onduidelijk of de rendant, de richterbode en de schout deel uitmaakten van het bestuur. Volgens sommige publicaties wel, maar ik heb mijn twijfels.
De rendant werd benoemd door de schepenen en beheerde de financiën van het dorp of de stad. In het dorp werd hij schatbeurder genoemd, in de stad burgemeester. Hij legde elk jaar rekening en verantwoording af aan (de rest van?) het dorps- of stadsbestuur.
De schout functioneerde bij rechtzittingen van de schepenbank als voorzitter en als aanklager in criminele zaken. Hij nam zelf geen deel aan de besluitvorming van de schepenbank. Daarnaast was de schout hoofd van politie. Hij moest de orde handhaven en er voor zorgen dat de criminele vonnissen van de schepenbank werden uitgevoerd.
De richterbode werkte als bode voor de schepenbank en trad op bij de uitvoering van de schepenvonnissen. Verder was hij de schout behulpzaam bij de uitvoering van diens taken en trad hij in zijn eigen dorp op als plaatsvervanger (substituut) van de schout.
Als de rendant, de schout of richterbode niet deelnamen aan de besluitvorming van de schepenbank, maakten ze in mijn ogen geen deel uit van het bestuur, maar waren zij (formeel) ondergeschikt. Toch worden de schout en richterbode duidelijk als zeer invloedrijke figuren gezien, in rang vaak boven de schepenen.

Wie heeft hier een deskundige mening over?

Reacties (14)

Maurice Roefs zei op 29 juni 2020 om 20:14
Een interessant vraagstuk waar ik zelf ook wel mee worstel.

In Oijen kom ik tenminste het dorpsbestuur tegen; het polderbestuur en de schepenbank. Het kan een 'lokaal probleem' zijn maar het is naar mijn ervaring niet altijd eenvoudig een scheiding aan te brengen tussen de verschillende colleges; vaak is er sprake van dubbelfuncties. Ook in de ordonnanties lopen zaken regelmatig door elkaar.

Een interessant begrip wat ik later terugvond in het oudrechterlijk archief was het begrip 'corpus', het corpus van Oijen of 'het gemene corpus van Oijen'. Hierbij werden dan bijvoorbeeld de navolgende omschrijvingen gegeven:
'Francis Devenijns (schepen/heemraad) namens de heer van Oijen, Jan Franssen (president) Hendrick Janssen en Reijnder van den Acker (schepenen), Jan Bastiaens de Goey en Dirck Janssen (burgemeester) en Peter de Kessel (kerk- en H.Geestmeester) als vertegenwoordigende het corpus van Oijen' of
'Elisabet van Els (douagere van Sweerts de Landas), Jan Franssen president, Hendrick Janssen, Marten Jorisse, Jan Philipse, Reijnder van den Acker en Jacque la Suer, schepenen, Claes Banden en Gerit Cornelisse, burgemeester, mr Peter de Kessel kerck en armmeester, representerende het gemene corpus van Oijen, volmachtigen Francis Devenijns onsen mede schepen ende heemraet etc.'
Als het begrip corpus gebruikt werd, dan was er meestal sprake van een ingrijpende beslissing of besluit (bijvoorbeeld het sluiten van een grote lening) waarbij alle bestuurders - van dorpsbestuur, polder of schepenbank - werden betrokken.

Er zijn ook enkele stukken in het (dorps)archief te vinden waarbij sprake is van een grotere vergadering van enkel de reguliere bestuurders; daarbij ben ik dan ook wel het begrip geërfde tegengekomen. Die lijken eenzelfde rol te vervullen als nabuur zoals dat op de site www.huisseling.nl beschreven staat. Naburen / gezworenen, veredens of gemeintsmannen: gegoede en wijze mannen van het dorp, die op dat moment geen officiële functie hadden. Van oudsher werd vooral hun advies gevraagd voor beslissingen over de gemene gronden.

Wellicht dat de dissertatie Grensgebieden (1993) van Van der Ree-Scholtens je een eind verder kan helpen? Digitaal in te zien via
https://research.tilburguniversity.edu/en/publications/de-grensgebieden-in-het-noordoosten-van-brabant-ca-1200-1795-inst
Op deze pagina kun je twee pdf-bestand downloaden.
Norah zei op 30 juni 2020 om 16:44
Dit interesseert mij ook. Ik heb altijd gedacht dat een richterbode min of meer de tegenwoordige deurwaarder was.
Eric van Daal zei op 30 juni 2020 om 17:04
Norah, dat klopt wel, maar hij deed meer. De richterbode werkte als bode voor de schepenbank. Hij trad op bij de executie van de schepenvonnissen of de uitvoering van beslagleggingen. Hij verrichtte publikaties voor de schepenen en riep de vergaderingen bijeen. Verder was hij de schout behulpzaam bij het arresteren van delinquenten, trad hij op als deurwaarder, zorgde voor de gevangenen en was hij belast met de dagvaarding. De schepenen vergaderden doorgaans in het huis van de richterbode. Vaak hield de richterbode er dan ook een herberg op na.
De schout functioneerde bij rechtzittingen van de schepenbank als voorzitter en als aanklager in criminele zaken. Hij nam zelf geen deel aan de besluitvorming van de schepenbank. Daarnaast was de schout hoofd van politie. Hij moest de orde handhaven en er voor zorgen dat de criminele vonnissen van de schepenbank werden uitgevoerd. Het ressort van de schout omvatte meestal meerdere dorpen. Dus niet elk dorp had zijn eigen schout, maar wel een eigen richterbode. In zijn eigen dorp functioneerde de richterbode echter als plaatsvervanger van de schout (substituut-schout).
In sommige publicaties wordt vaak aangegeven dat de schout (of richterbode) en de rendant (burgemeester of schatbeurder) deel uitmaakten van het dorpsbestuur. Maar in mijn ogen past dit bij hun taakomschrijving, al zullen zij dikwijls wel als vertegenwoordiger van het dorpsbestuur hebben opgetreden en ook bij besluitvorming betrokken zijn geweest.

Maurice, ik zag ook dat men het voor 1795 niet zo nauw nam met de functie-scheidingen. Functies zoals die van armmeester, schepen, schatbeurder en/of schout werden regelmatig op hetzelfde moment in een persoon verenigd. Maar dat maakt het ook lastig om vast te stellen in welke hoedanigheid iemand het dorpsbestuur vertegenwoordigde.
Norah zei op 30 juni 2020 om 19:52
Dank je wel, ik vraag me af of dit ook gold in een dorpje in Zuid-Limburg eind 17e eeuw.
Maurice Roefs zei op 30 juni 2020 om 20:03
Van scheiding der machten had men inderdaad nog niet veel kaas gegeten... En dat dat ook wel eens ongewild tot bijzondere situaties kon leiden.

In 1781 wordt in Oijen Michiel Roefs als borgmeester aangeklaagd. Tezamen met zijn collega-borgmeester Geert van de Geer wordt hij ervan verdacht met de verkoop van gemeentehout in strijd te hebben gehandeld met een resolutie van de dijkstoel.
Michiel Roefs bestrijdt deze stelling en roept hierbij de hulp van een advocaat in. In een op 14 augustus 1781 aan Rigter en schepenen ter hand gesteld verweerschrift stellen zij vraagtekens bij de bevoegheid van de Rigter om in deze zaak een beslissing te nemen. Want dijkstoel (eisende partij) en schepenbank bestaan uit dezelfde personen zodat er al snel sprake zal zijn van partijdigheid. De zaak mag daarom alleen behandeld worden door het Provinciaal Hof.

Een uitspraak zit er niet bij. Heeft de schepenbank zich niet bevoegd geacht of heeft de dijkstoel bij nader inzien zijn zaak ingetrokken? Het antwoord is opgegaan in de nevelen der geschiedenis... Het is maar goed dat in latere tijd de ideeën van de Franse filosoof Montesquieu stevig ingang hebben gevonden bij de latere inrichting van ons staatsbestel.
Maurice Roefs zei op 30 juni 2020 om 20:05
stukje tekst weggevallen in het vorige bericht...

In een op 14 augustus 1781 aan Rigter en schepenen ter hand gesteld verweerschrift stellen zij vraagtekens bij de bevoegheid van de Rigter en schepenen om in deze zaak een beslissing te nemen.
Gerard W. Ch. Lemmens
Gerard W. Ch. Lemmens zei op 1 juli 2020 om 11:48
Dag Allen,
Interessant, maar Eric vermeld nagenoeg geen bronnen terwijl Maurice dat wel doet. Ik vraag mij echter af of er geen Rijksarchivaris is geweest die hierover niet uitgebreid al geschreven heeft ??
Met dank en hartelijke groet,

Gerard Lemmens
Egbert zei op 1 juli 2020 om 13:11
In het boek "Justitie en politie in 's-Hertogenbosch vóór 1629" beschrijft mevrouw Jacobs de bestuursorganisatie van 's-Hertogenbosch. De besturen in de Meierij zullen hierop geënt zijn, maar vaak minder uitgebreid. Er is dan weer een verschil tussen de functionarissen van streden en dorpen.

Er is ook een verschil tussen heerlijkheden en hertogsdorpen. De schout is de plaatsvervanger van de heer of de hertog. Someren kende bijvoorbeeld geen eigen schout, want die taak lag bij de kwartierschout. Die kwartierschout werd meestal vervangen door een stadhouder die in het dorp dan die taak van de schout op zich nam.

In zuidoost Brabant is geen sprake van een richterbode. De vorster moest de gerechtsdagen bekendmaken en de partijen oproepen. Hij was ook aanwezig op de rechtszittingen. Hij fungeerde als plaatselijke deurwaarder. Er kon ook een ondervorster zijn.

Hoe de procesvoering ging is uitgebreid beschreven in het boek "Het burgerlijk proces in stad en meierij van 's-Hertogenbosch 1530-1811" van Dr. Lijten.

Jean Coenen gaat in zijn boeken over diverse plaatsten in op de bestuurlijke organisatie en noemt daarbij de 7 schepenen, 2 gezworenen (later 2 borgemeesters), 2 armmeesters en 2 kerkmeesters.

De resolutieboeken zouden uitsluitsel moeten geven over wie wel of niet tot het bestuur hoorden.
G.W.Ch. Lemmens zei op 1 juli 2020 om 14:23
Dag Allen,

Had iedere plaats dan ook een - President schepen - ??

Groet en dank, Gerard Lemmens
Eric van Daal zei op 1 juli 2020 om 19:46
Gerard informeerde naar mijn bronnen. Veel van wat ik hierboven heb aangegeven is terug te vinden in "Lezen in Brabantse bronnen" (Den Bosch, 1989, samengesteld door diverse archivarissen, zoals Tom van der Aalst en Henk Buijks) en in "Noord-Brabant tijdens de Republiek der Verenigde Nederlanden 1572-1795" (Den Bosch, 1996, onder redactie van J. Sanders). Verder baseer ik mij op hetgeen ik tijdens eigen archiefonderzoek van de afgelopen 40 jaar ben tegen gekomen, waarbij ik honderden schepenakten en schatbeurdersrekeningen doorgenomen heb.

Terecht wordt hierboven ook opgemerkt dat de situatie of bestuursinrichting niet in alle dorpen hetzelfde was. In zuidoost Brabant was volgens Egbert geen sprake van een richterbode maar van een vorster. Ik weet dat in het Land van Cuijk elk dorp een richterbode had, net als in het aangrenzende Land van Kessel (Noord-Limburg). In sommige dorpen was sprake van een drost in plaats van een schout. En geërfden werden ook naburen genoemd. Maar in grote lijnen waren de structuren waarschijnlijk wel vergelijkbaar.
Scheiding der machten kende men nog niet, maar het kon wel voorkomen dat een schepen gewraakt werd (of niet betrokken mocht zijn bij de besluitvorming) omdat bij de betreffende kwestie ook familieleden van hem waren betrokken. Er golden wel bepaalde regels om nepotisme tegen te gaan.

Als rendanten (borgemeester of schatbeurder) en de schout of richterbode deel uitmaakten van het dorpsbestuur, vraag ik me af wat hun rol was in de besluitvorming. Dat is mij niet duidelijk. In principe gaat het bij het bestuur met name om besluitvorming van algemene strekking (uitvaardigen van verordeningen of beschikkingen) of het afgeven van beschikkingen. Zo bezien, vraag ik me af of rendanten, schout of richterbode wel deel uitmaakten van het bestuur, zoals in diverse publicaties te lezen is.
Eric van Daal zei op 5 juli 2020 om 18:24
Volgens "Lezen in Brabantse Bronnen" (zie hierboven), bestond het dorpsbestuur in de regel uit de schepenen, gezworenen en de burgemeesters. Daarbij wordt opgemerkt dat de schout (als plaatsvervanger van de heer) fungeerde als voorzitter van de schepenbank, maar weinig bemoeienis had met het dagelijks bestuur van het dorp. In afwijking van het platteland ontwikkelde zich in de stad het burgermeestersambt tot een soort dagelijks bestuur.
In de meeste dorpen was overigens geen sprake van burgemeesters maar van schatbeurders, die de dorpsfinanciën beheerden. Verder wordt opgemerkt dat het dorpsbestuur ondersteund werd door een aantal functionarissen, zoals de secretaris, de (richter)bode of vorster en de armmeester. De schepenbank hield toezicht op een goede uitvoering.
in "Noord-Brabant tijdens de Republiek . . ." (zie hierboven), wordt vermeld dat het dorpsbestuur van bijvoorbeeld het dorp Haps in 1795 bestond uit de substituut schout (richterbode), een of twee schepenen, een gezworene, de schatbeurder en de naburen (geërfden).
Zelf haal ik uit de archieven dat de schatbeurder rekening en verantwoording af moest leggen aan de schepenen, gezworenen en geërfden en dat de substituut schout of richterbode weinig bemoeienis had met het dagelijks bestuur, maar vaak handelde in opdracht van de schepenbank.
G.W.Ch. Lemmens zei op 5 juli 2020 om 19:44
Eric en Maurice en Norah,

Ik had altijd het idee (in mijn achterhoofd !) dat de functie van Burgemeester pas kwam na 1810 ! Is dat correct of niet ??
Is de functie van Schout en President schepen niet nagenoeg dezelfde ??
Groet,
Gerard
Egbert zei op 6 juli 2020 om 02:39
Schout is niet hetzelfde als president-schepen. Van de zeven schepenen was er een de eerste schepen of president-schepen.
Borgemeesters beheerden de dorpsfinanciën; zij stonden met hun eigen vermogen borg voor de inkomsten van het dorp. Sloot de rekening negatief dan moesten zij zelf bijbetalen. Het was geen geliefde functie. Een van mijn voorvaderen kon al zijn goederen verkopen nadat de rekening negatief uitviel. Sindsdien zijn wij van de arme tak.
In de steden had je wel burgemeesters die de stad bestuurden.
Eric van Daal zei op 6 juli 2020 om 10:32
Het klopt helemaal wat Egbert zegt. In de steden werden de financiën tot 1796 beheerd door de burgemeesters of borgemeesters. Zij inden de lands- en stadsbelastingen en maakten de jaarrekening van de stad op. Zij werden door de schepenen benoemd, meestal voor één jaar, maar herbenoemingen waren niet zeldzaam. Er werden steeds twee burgemeesters benoemd, waarvan er een de boekhouding deed (de peyburgemeester) en een voor het innen van de bedragen zorgde (de stockburgemeester). De burgemeesters moesten jaarlijks rekening en verantwoording afleggen aan de schepenen en met hun eigen vermogen instaan voor eventuele tekorten. Het burgemeestersambt ontwikkelde zich in de loop der tijd tot een soort dagelijks bestuur van de stad.
In de dorpen was er meestal maar een borgemeester (beheerder van de financiën) die dikwijls schatbeurder werd genoemd.
Net als bij Egbert kwam ook een van mijn voorvaderen in de problemen door zijn rol als schatbeurder. In de Franse Tijd was hij schatbeurder en sloot hij namens het dorpsbestuur diverse leningen om de enorme oorlogslasten in die tijd te kunnen financieren. Toen het (armlastige) dorpsbestuur een van deze leningen jaren later niet kon aflossen, werd mijn voorvader hiervoor aansprakelijk gesteld door de crediteur. Dat kon, omdat hij destijds als schatbeurder persoonlijk borg had moeten staan voor de nakoming van de financiële verplichtingen. Schatbeurder of borgemeester was daarom inderdaad geen geliefde functie, maar als de schepenbank je daarvoor wilde aanstellen, was het niet mogelijk om de functie te weigeren zonder een boete. Bij hun aanstelling moesten zij zelf ook weer twee "goede en sufficiente borgen" stellen "die genoegsaam gegoed waren" voor eventuele tekorten.

Pas in 1815 heeft het begrip “burgemeester” haar huidige betekenis gekregen, namelijk die van “hoofd van het gemeentebestuur”.

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.