Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat meester Roelof Bloemarts, secretarieklerk van ’s-Hertogenbosch, gemachtigd door Deliana de Roij, weduwe van meester Rochus Lemnius, licentiaat in de rechten, kastelein en rentmeester van de baronie van Boxtel, op haar beurt gemachtigd door het testament dat met haar man gemaakt is, in procuratiebrieven voor Laurens van Kessel, secretaris van Den Bosch en openbaar notaris, gepasseerd op 11 september 1643, aan Laurens van Kessel overgedragen heeft ten behoeve van het Clarissenklooster te Boxtel
- een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge die Berta, weduwe van Aart Brock, Gijsbert, haar zoon, en Arnolda, haar dochter, beloofd hadden te geven aan Hendrik Buc, kanunnik van de Sint-Jan in Den Bosch, en Winrik Schreijnmeker uit een stuk land in de parochie van Helvoirt op de plaats Gesel, tussen het erfgoed van Aart Back enerzijds en van Lucas, natuurlijke zoon van Hendrik Snavel, anderzijds, en uit vier lopenzaad roggeland daar, genaamd ‘Sinter Claesstuck’, aan het eind van het genoemde stuk land, welke pacht Aart Hoernken, zoon van wijlen Simon, van zijn vader en van Maria, natuurlijke dochter van wijlen Jan Sloetel, opgedragen hadden aan Paulientke, natuurlijke dochter van wijlen Jan de Haest
- alsmede een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge die Wouter, zoon van wijlen Goijart Roestenberch, beloofd had te geven aan Willem Hinckart voor de ene helft en aan juffrouw Heilwich, weduwe van Nicolaas de Beerze, dochter van wijlen Gerard de Beerze, voor de andere helft uit twee bunder beemd in de parochie van Boxtel, te Liempde, tussen het erfgoed van Nicolaas Koil van der Linden enerzijds en van Lambert, zoon van wijlen Denkens genaamd van den Acker, anderzijds, welke pacht daarna Albert, zoon van wijlen Isaak Janssen Ketelaer, van Isaak en Elisabeth, zijn vrouw, dochter van wijlen Gerard Molenmaecker, opgedragen hadden ten behoeve van meester Rochus Lemnius. De pachten mogen ten allen tijde gelost worden met achthonderd gulden.
Deze overdracht is gebeurd overeenkomstig datgene wat meester Rochus Lemnius in zijn testament beloofd had naar aanleiding van de inkleding en professie van zuster Engelke Lemnius, zijn dochter, in het Clarissenklooster te Boxtel.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: David van den Bosch en Jan Pelgrom. i
Schepenen van ’s-Hertogenbosch oorkonden dat meester Roelof Bloemarts, secretarieklerk van ’s-Hertogenbosch, gemachtigd door Deliana de Roij, weduwe van meester Rochus Lemnius, licentiaat in de rechten, kastelein en rentmeester van de baronie van Boxtel, op haar beurt gemachtigd door het testament dat met haar man gemaakt is, in procuratiebrieven voor Laurens van Kessel, secretaris van Den Bosch en openbaar notaris, gepasseerd op 11 september 1643, aan Laurens van Kessel overgedragen heeft ten behoeve van het Clarissenklooster te Boxtel
- een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge die Berta, weduwe van Aart Brock, Gijsbert, haar zoon, en Arnolda, haar dochter, beloofd hadden te geven aan Hendrik Buc, kanunnik van de Sint-Jan in Den Bosch, en Winrik Schreijnmeker uit een stuk land in de parochie van Helvoirt op de plaats Gesel, tussen het erfgoed van Aart Back enerzijds en van Lucas, natuurlijke zoon van Hendrik Snavel, anderzijds, en uit vier lopenzaad roggeland daar, genaamd ‘Sinter Claesstuck’, aan het eind van het genoemde stuk land, welke pacht Aart Hoernken, zoon van wijlen Simon, van zijn vader en van Maria, natuurlijke dochter van wijlen Jan Sloetel, opgedragen hadden aan Paulientke, natuurlijke dochter van wijlen Jan de Haest
- alsmede een jaarlijkse erfpacht van een mud rogge die Wouter, zoon van wijlen Goijart Roestenberch, beloofd had te geven aan Willem Hinckart voor de ene helft en aan juffrouw Heilwich, weduwe van Nicolaas de Beerze, dochter van wijlen Gerard de Beerze, voor de andere helft uit twee bunder beemd in de parochie van Boxtel, te Liempde, tussen het erfgoed van Nicolaas Koil van der Linden enerzijds en van Lambert, zoon van wijlen Denkens genaamd van den Acker, anderzijds, welke pacht daarna Albert, zoon van wijlen Isaak Janssen Ketelaer, van Isaak en Elisabeth, zijn vrouw, dochter van wijlen Gerard Molenmaecker, opgedragen hadden ten behoeve van meester Rochus Lemnius. De pachten mogen ten allen tijde gelost worden met achthonderd gulden.
Deze overdracht is gebeurd overeenkomstig datgene wat meester Rochus Lemnius in zijn testament beloofd had naar aanleiding van de inkleding en professie van zuster Engelke Lemnius, zijn dochter, in het Clarissenklooster te Boxtel.
Getuigen: schepenen van ’s-Hertogenbosch: David van den Bosch en Jan Pelgrom.