skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

De eerste automobilisten van 's-Hertogenbosch

Den Bosch telde in 1900 zo’n 30.000 inwoners, daaronder bevonden zich slechts elf autobezitters die gezamenlijk ca. twintig auto’s hadden, voorzien van een rijksnummer. De samenstelling van deze groep automobilisten is verrassend.

Natuurlijk zaten er rijke, aanzienlijke burgers tussen zoals bankiers en juristen, uiteraard waren er ook industriëlen die een auto bezaten, maar de meerderheid van de Bossche autobezitters was … autohandelaar!

De elite van de stad

Den Bosch was hét bestuurlijk centrum van Noord-Brabant; alle provinciale organisaties van enig belang hadden er hun hoofdkantoor. In dat licht is het opvallend dat de bestuurlijke elite zich kennelijk nog maar weinig tot de auto voelde aangetrokken: er zijn in de periode 1898-1906 maar drie Bossche automobilisten uit deze categorie.

Jhr.mr. L. van MeeuwenJhr.mr. L. van Meeuwen, kenteken 26 (één auto)

Lodewijk Cornelis Josephus Andreas van Meeuwen (1844-1927), telg uit een adellijk geslacht, president van de arrondissementsrechtbank in Den Bosch.

Zijn vader was Commissaris van de Koningin in Limburg, zijn zoon was rechter en zijn beide dochters trouwden met een Van Lanschot.

Op 20 september 1898 kreeg hij het kenteken 26 toegwezen. Van Meeuwen was de allereerste Brabander die rondreed in een auto voorzien van een rijkskenteken: het was een 2,9 pk Benz. Kennelijk maakte Van Meeuwen niet zo veel gebruik van de auto: nadat in 1906 de provinciale kentekens verplicht zijn gesteld, vraagt hij pas in 1908 een provinciaal nummerbord aan. Het werd kenteken N-807.

G.A.W. van Lanschot, kentekens 412 en 1888 (drie auto’s)

G.A.W. van LanschotGodefridus Augustinus Wilhelmus van Lanschot (Den Bosch 1868-1935), vennoot van de Van Lanschotbank in Den Bosch. Behoorde tot de rijkste inwoners van de stad. Zijn broer was burgemeester van Breda, zijn oom burgemeester van Den Bosch, zijn neef burgemeester van Geldrop. Trouwde met een dochter van margarinefabrikant Jurgens in Oss.

In juni 1901 koopt Van Lanschot bij de plaatselijke autohandelaar B.A. Jansen een auto van onbekend merk. Hij krijgt het kenteken 412. Het motorvermogen is 4,5 pk, het gewicht 250 kg, geen grote auto dus. Van Lanschot wordt ook meteen lid van de Nederlandsche Automobiel Club, kennelijk was hij een liefhebber. Drie jaar later wordt het voertuig voor een groter exemplaar ingewisseld. Het kenteken 412 wordt behouden.

Dat gebeurt in maart 1904. Volgens opgave van de CONAM schaft Van Lanschot Van Lanschot  achter het stuur in 1905. Het kenteken 412 is zichtbaar op de radiator.wederom bij B.A. Jansen een Cottereau aan. De relaties tussen Jansen en Van Lanschot waren – ondanks het grote sociale verschil – vriendschappelijk door een gedeelde interesse in de wielersport: samen organiseerden ze jarenlang wielerwedstrijden in Brabant.

Van Lanschot breidt in 1905 zijn wagenpark uit met een auto van onbekend merk, die het kenteken 1888 krijgt.

Als in 1906 de provinciale kentekens worden ingevoerd, krijgen deze laatste twee auto’s de nummerborden N-73 en N-74.

A.J.M. Spierings, kentekens 749 en 922 (drie auto’s)

A.J.M. SpieringsAlphonsus Johannes Maria Spierings (Den Bosch 1877-Veghel 1944). Zijn vader was bankier in Den Bosch en lid van Provinciale Staten, zijn moeder een telg uit het vooraanstaande geslacht Sassen. Alfons zelf bereikte niet de maatschappelijke status van zijn ouders - hij was o.a. medewerker bij de Hanzebank en muziekleraar – maar werd na de dood van zijn vader in 1897 een gefortuneerd man.

Alfons koopt in juli 1902 bij de plaatselijke autohandelaar B.A. Jansen een voertuig van onbekend merk, dat het kenteken 749 krijgt. Mogelijk was dit een door Jansen zelf vervaardigde vierwielige voiturette, voorzien van een De Dion Bouton-motor. Kennelijk is Alfons er niet zo tevreden over, want enkele maanden later verkoopt hij de auto èn het kenteken aan een andere Bossche autohandelaar, F.F. Schuurmans .

Bron: BHIC, 7566 (collectie Jos Bijnen)In maart 1903 koopt Alfons bij diezelfde Schuurmans een andere auto waarvan alleen bekend is dat het voertuig was uitgerust met een 4,5 pk motor. Het krijgt het kenteken 922. Ook dit exemplaar voldoet niet, want amper twee maanden later wordt ook deze auto weer van de hand gedaan.

Alfons schaft in juni 1903 via importeur Leonard Lang in Amsterdam een spiksplinternieuwe auto aan van Belgische makelij, vermoedelijk een Dechamps. De auto moet uit België komen, bij het retourtransport wordt de oude auto van Alfons meteen meegenomen. Terug naar de fabriek? Of had de importeur voor deze inruilauto een nieuwe Belgische klant gevonden? Deze auto krijgt het kenteken 922. Als in 1906 de provinciale kentekens worden ingevoerd, krijgt de auto van Alfons het nummer N-440.

Bossche fabrikanten

De industrialisering kwam in Den Bosch pas relatief laat opgang. De stad miste de economische dynamiek van plaatsen als Tilburg en Eindhoven, bovendien waren de vestigingsmogelijkheden voor de nieuwe nijverheid in de vestingstad beperkt. Zo moest de bloeiende ijzerfabriek van Grasso vanwege plaatsgebrek uitwijken naar Vught. Toch zijn er onder de Bossche autobezitters twee fabrikanten, zij het ook van de oude stempel: de koffiebrander Sweens en (de zoon van) de eigenaar van een fabriek in militaire benodigdheden. 

De familie Sweens in de auto (collectie D. Sweens)Th.A.J.M. Sweens, kenteken 245 (drie auto’s)

Theodorus Alphonsus Josephus Maria Sweens (Den Bosch 1865), was koopman en koffiebrander. De familie was al sinds de 18e eeuw eigenaar van de beroemde en zeer lucratieve koffiebranderij De Drie Mollen. Theodoor trouwt met een dochter van de rijke Limburgse bierbrouwer Hustinx.

In juli 1900 koopt Sweens een 3 pk. De Dion Bouton, de auto, met kenteken 24haalt een snelheid van 30 km per uur. In 1903 verkoopt hij deze auto aan autohandelaar B.A. Jansen. Hij koopt een nieuwe auto (bij Jansen) en bij de vergunningaanvrage doet hij het verzoek of hij het oude rijksnummer 245 mag behouden. Dat wordt toegestaan. In januari 1904 schaft Sweens opnieuw een andere auto aan van onbekend merk. ook deze behoudt het kenteken 245. In 1906 krijgt dit exemplaar het provinciale nummerbord N-151.

Op de foto de familie, toen nog woonachtig in Hintham, villa Zuiderbosch met hun De Dion Bouton. We zien Th.A.J.M.  Sweens met echtgenote, dochter Maria en naast hem zijn zoon Joseph, die tot zijn dood in 1965 directeur was van koffiebranderij “De Drie Mollen” in ’s-Hertogenbosch.

J. de Booy, kenteken 1950 (één auto)

Vermoedelijk Johannes Mathilda Daniel Maria de Booij (overleden Den Bosch 1935), zoon van Daniel de Booij die in Den Bosch een fabriek had waar militaire uitrusting werd vervaardigd. Het bedrijf werd voortgezet onder de naam Weduwe D.P. de Booij. Ten tijde van de uitgifte van het nummerbord woonde Johannes waarschijnlijk nog in bij zijn moeder. In later jaren werd het bedrijf omgezet in een grote schoenfabriek.

In augustus 1905 schaft hij een tweecilinder Renault type Y aan, kenteken 1950. In 1906 wordt het provinciale kenteken N-113 toegewezen.

Rijwiel- en autohandelaren
F.F. Schuurmans, kenteken 749 (vier auto’s)

Franciscus Frederik Schuurmans (Middelburg 1877-) was oorspronkelijk in Tilburg werkzaam als smid. Rond 1900 vestigt hij zich in Den Bosch en - zoals zoveel smeden - raakt hij geïnteresseerd in dat nieuwe verschijnsel: het motorrijtuig. Volgens het register van de rijkskentekens vraagt hij in 1902 een algemene vergunning aan voor de vier auto’s die hij op dat moment in voorraad heeft. Hij krijgt voor dat gehele wagenpark rijksnummer 749, zodat hij met klanten proefritten kan maken.

Zodra een auto verkocht wordt, moet de nieuwe eigenaar zelf een eigen kenteken aanvragen. Waarschijnlijk kocht Schuurmans tweedehands auto’s, knapte hij de carrosserie op om ze vervolgens door te verkopen. De onderneming was kennelijk geen succes, in 1904 verhuist hij naar Goch in Duitsland, zijn beroep is dan machinist, vermoedelijk bij de Noord-Brabantsche-Duitsche Spoorwegmaatschappij (het Duits lijntje).

Eind 1902  neemt Schuurmans de auto van stadsgenoot Spierings over. Vermoedelijk is het een door de Bossche autohandelaar Jansen vervaardigde vierwieler met een De Dion Bouton motor. Als smid zal Schuurmans geïnteresseerd geweest zijn in de (eenvoudige) constructie. De auto krijgt het kenteken 749.

Schuurmans in zijn MorsSchuurmans had ook andere auto’s in voorraad. Deze foto toont hem voor het station in Breda in een Mors uit 1899, waarvan de voorkant danig is verbouwd. Ook de vering is afwijkend gemaakt. Het rijkskenteken 749 is duidelijk zichtbaar.

Een derde auto (van onbekend merk) wordt in 1903 aan Spierings verkocht, in datzelfde jaar verkoopt Schuurmans ook een de Dion Bouton door aan de Tilburgse autohandelaar Van der Aa. Korte tijd later stopt Schuurmans zijn activiteiten als autohandelaar. Provinciale nummerborden op zijn naam zijn dus niet uitgegeven.

B.A. Jansen, kenteken 237 (twee auto’s)

Bernardus Antonius Jansen (Den Bosch 1861-1932) opent in 1881 als 20-jarige zijn "Magazijn van Vélocipèden" in het centrum van Den Bosch. Hij importeert fietsen uit Engeland, maar assembleert ook rijwielen onder het eigen merk Hecla. In 1898 koopt hij in Frankrijk voor eigen gebruik een gemotoriseerde fiets van het merk De Dion Bouton en is daar zo enthousiast over dat hij ze gaat kopiëren. Hij vervaardigt zelf de frames en plaatst daar de Franse motor in. Als de klant een originele De Dion Bouton wil, kan dat ook: Bernard haalt die dan zelf op vanuit Parijs.

In 1899 gaat de Franse fabriek ook automobielen vervaardigen en met succes: een jaar later was het de grootste autoproducent in de wereld : er werden toen 400 auto’s vervaardigd. Bernard was er als de kippen bij, al in 1900 was hij de trotse eigenaar van een vierwielige De Dion Bouton.

Bernard ontwikkelt zich in een rap tempo tot de belangrijkste autohandelaar van Brabant.

Driewieler met Dion Bouton motor (foto: Pierre Weijnen. Bron: Erfgoed 's-Hertogenbosch
Driewieler met Dion Bouton motor (foto: Pierre Weijnen. Bron: Erfgoed 's-Hertogenbosch, fotonr. 0075120

In de periode tot 1906 leverde hij niet alleen auto’s aan stadsgenoten als Van Lanschot, Sweens en Spierings, maar ook de fabrikant Stokvis in Gestel, burgemeester Schoenmakers in Uden en hooihandelaar De Roon behoorden tot zijn klantenkring.

Jansen overlijdt in 1932, zijn zoon Theo zet het bedrijf tot 1967 voort.

In augustus 1900 koopt Jansen direct van de fabriek een vierwielige 3 pk De Dion Bouton. Het verhaal gaat dat hij en en zijn vrouw op de terugweg naar Nederland regelmatig uit moesten stappen om de trage Dion tegen de hellingen omhoog te duwen. De auto krijgt het kenteken 237

Zoon Theo jansen met echtgenote naast de De Dion Bouton van vader Bernard.Op 26 januari 1902 schaft Bernard zich in Frankrijk een spiksplinternieuwe De Dion Bouton aan, model Vis-à-Vis met een motorvermogen van 4,5 pk. Het toegekende rijksnummer is ook voor deze auto 237. Een onverwoestbaar exemplaar, zijn zoon Theo rijdt er dertig jaar later nog mee rond. Vermoedelijk uit promotionele overwegingen: een dergelijke oldtimer zal ook toen zeker de aandacht hebben getrokken. De auto draagt dan het provinciale kenteken N-84. Er is een filmfragment waarin deze Dion Bouton rijdend te zien, aan het stuur zoon Theo en diens vrouw. Voor de gelegenheid hebben zij zich uitgedost in kleren van rond 1900.

Het gerestaureerde exemplaarDe auto van Bernard bestaat overigens nog steeds: in 2013 werd het inmiddels geheel gerestaureerde exemplaar in Parijs geveild, geschatte opbrengst 125.000 Euro.

Voor een autohandelaar was het natuurlijk lastig om voor elke nieuw geïmporteerde auto een apart kenteken aan te vragen, vandaar dat Bernard in 1902 een algemene vergunning aanvraagt. Hij maakt immers proeftochten 'over soms groote afstanden om de goede eigenschappen te tonen' aan klanten, waarbij hij 'alsdan de rijkswegen niet kan vermijden'. Vanaf dat moment zal hij dus meerdere auto’s in voorraad hebben gehad, allemaal met rijksnummer 237. Dat kenteken wordt in 1906 wordt ingeruild voor het provinciale nummerbord N-84.

C.F. en J. Cordes, kenteken 565 (één auto)

Carel Frederik Cordes (Steenwijk 1851-Den Bosch 1927) had sinds 1882 een fotostudio in Den Bosch. Daarnaast maakte hij naam als kunstschilder. Zijn zoon Johannes (Bolsward 1878) woonde naast hem en was handelaar in rijwielen onder de firmanaam Joh. Cordes & Co.

Vader en zoon vragen in 1902 een vergunning aan om met hun auto op rijkswegen te mogen rijden. Ze zijn dan in het bezit van een derdehands Vincke uit 1898, een autootje (2,20 x 1,37) van Belgische makelij dat niet liep op benzine, maar op petroleum. Zoonlief had het voertuig op de kop getikt bij collega-fietsenhandelaar Emmelot in Utrecht, die het op zijn beurt weer had gekocht van de bankwerker/koperslager/rijwielverhuurder Goetgeluk in Delft die maar liefst drie van deze wagentjes op voorraad had. Het karretje krijgt rijksnummer 565

Een Vincke uit 1898. De afgebeelde persoon is niet Cordes.Als in 1906 de provinciale kentekens worden ingevoerd, staan er opeens maar liefst drie nummerborden op naam van vader en zoon: Carel Frederik voert de nummers N-298 en N-299, zoon Johannes die inmiddels naar Breda is verhuisd krijgt nummer N-438.

Kennelijk hadden ze voor die tijd ook al meer auto’s waarvan er dus maar voor één een rijkskenteken was aangevraagd. Wat vader Carel Frederik met twee auto’s moest, is niet duidelijk. Wellicht gebruikte hij ze voor zijn fotowerk; portretfoto’s in of tegen de achtergrond van een auto waren toen erg populair.

J.P. van der Bruggen, kenteken 588 (één auto)

Johannes Petrus van der Bruggen (Den Bosch 1878-1955) was de zoon van een architect en studeerde aanvankelijk bouwkunde. Door zijn liefhebberij voor de wielersport begon hij een rijwielzaak. Dat lijkt een wat merkwaardige wending voor iemand van zijn statuur, maar tot zijn clientèle behoorden de meer aanzienlijken in Den Bosch, zoals Van Rijckevorsel en Van Zinnicq Bergman. In die beginperiode was fietsen nog een elitaire vrijetijdsbeoefening.

Importeur Ankel achter het stuur van de Vincke die aan Van der Bruggen werd geleverd. Foto: Coll. ConamVanaf 1902 noemt Van der Bruggen zich ook autohandelaar. Kennelijk met veel succes, want in 1909 koopt hij een groot pand aan de Havensingel en vestigt daar zijn ‘Automobielgarage J.P. van der Bruggen’. Tot de klantenkring behoorden burgemeesters, leden van de rechtbank en andere notabelen aan wie Spijkers, Daimlers en Rolls Royces werden verkocht (zie de Bossche Encyclopedie).

In maart 1902 koopt Van der Bruggen bij zijn collega-autohandelaar Ankel in Arnhem een 5 pk. Vincke met Benz-motor. Ankel is op dat moment de officiële importeur van dat eerste Belgische automerk. De auto krijgt het rijksnummer 588

Waarschijnlijk was de auto niet bedoeld voor eigen gebruik, maar bestemd voor de verkoop: Van der Bruggen vraagt namelijk een algemene vergunning aan. Hij krijgt nummer 588 toegewezen dat hij voor meerdere auto’s mag gebruiken; zijn autobedrijf gaat van start. In 1906 wordt het rijksnummer 588 ingewisseld voor het provinciale kenteken N-81.

L.J. van Stokkum, kenteken 1896 (één auto)

Over de achtergronden van Leonardus Johannes van Stokkum (Den Bosch 1873-?) is niet veel bekend. Hij had een fietsenzaak in het centrum van Den Bosch die hij in advertenties aanprees als ‘de goedkope Rijwielhandel’, mogelijk als tegenhanger van de veel chiquere winkel van stadsgenoot Van der Bruggen. In 1905 begint hij met de verkoop van automobielen. Getuige een bewaard gebleven reclamebord verhuurde hij die auto’s ook. 

In augustus 1905 schaft Van Stokkum een auto aan van onbekend merk, die het rijksnummer 1896 krijgt. Gezien de afmetingen (2,38 x 1,30) is het een kleine wagen. Dat wordt bevestigd door de foto, waar het rijkskenteken 1896 goed zichtbaar is. De man met pet rechts van de auto is Van Stokkum.

In 1906 krijgt Van Stokkum het provinciale kenteken N-75 waarmee hij nog jaren rond zou rijden.

 Van Stokkum op latere leeftijd achterin zijn auto met nummer N-75
P. van Rooy, nummerbord 465 (één auto)

Een Georges-Richard met een ander rijksnummer (126).Over P. van Rooij is weinig bekend. Volgens het adresboek van Den Bosch uit 1897 woont hij dan in de Hinthamerstraat en is werkzaam als horlogemaker en als handelaar in vélocipèdes. In de daarop volgende jaren richt hij zich volledig op de rijwielhandel, vanaf 1906 echter combineert hij die negotie met de verkoop van automobielen. In 1910 is hij nog steeds actief, in 1914 is hij verdwenen uit de adresboeken.

Midden 1901 koopt De Rooij van de Leidse autohandelaar Dee een 4 pk Georges-Richard. Oorspronkelijk een tweezitter, maar achterop de auto is een derde zitplaats aangebracht. De auto krijgt het rijksnummer 465 en in 1906 krijgt deze auto het provinciale nummer N-346. De auto zal er ongeveer zo hebben uitgezien, zij het dat de foto van een auto is met een ander nummer.

 

Reacties (8)

robert zei op 11 januari 2017 om 01:51
Prachtig te lezen over mijn grootvader aan moeders zijde, Jan P. van der Bruggen. Dat hij in de automobielen zat wist ik. Moeder vertelde echter nooit over - via online snuffelen kwam ik er achter dat hij enkele jaren een gevierd wielrenner was. Vanaf 1896 reed tal van zilveren medailles, bekers en lauwerkransen bij elkaar, op houten wielerbanen. De vijf kilometer was zijn specialisme, de verslagen spreken van een verwoestende eindsprint. Er zijn annonces in de landelijke dagbladen, met in koeieletters Spaanse, Engelse en Italiaanse (Pontecchi !!) en Engelse namen. En iets kleiner de legendarische Jaap Eden. En, verroest.. even daaronder staat opa's naam. Hij is dan ook korte tijd zelfs professioneel renner geweest; er was echt wel een goeie duit in te verdienen. Met m'n Van der Bruggen neven hoop ik het volledige relaas op rij te krijgen - zijn afgrijselijke val wegens een houten velgbreuk, tijdens een trainingsrit langs de Zuid-Willemsvaart... Zijn deelname weinige maanden later aan de Wereldkampioenschappen in Glasgow, allerlei verslagen in kranten en sportbladen.
robert zei op 11 januari 2017 om 02:07
tav Rene Bastiaanse:

Heel erg aardig te lezen over de vroegste automobilia in Den Bosch, dank! Ik ben dan ook nieuwsgierig te horen waar je een en ander vandaan hebt: literatuur, registers, archieven, websites Zodat ik er zelf weer nader in kan duiken. Overigens, de meeste van de behandelde familienamen ken ik uit mijn jeugd, maar dan de jongere generaties :-) Dat Paul Kriele zelf mijn Tante Mimi nog 's interviewde - ik zie 'r nog met een dikke rondige vroeg jaren zestig Mercedes diesel aankomen. Toen haar wegenbouwende man plots overleed, nam ze prompt het bedrijf over - niks verkoop of faillissement. Een kleindochter van 'r zei me enkele weken terug: "Nee, joh, dat bedrijf had toen geen 150 man, zo'n 600! Er is een foto dat ze met laarzen in de blubber staat van een rijksweg in aanbouw. Druk in de weer met een knots van draadloze telefoon-zendapparaat."
Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman bhic zei op 2 mei 2017 om 09:48
Bedankt Gerard, voor deze boekentip. En inderdaad; wat is nou een auto zonder brandstof (in welke vorm dan ook ).
Marilou Nillesen
Marilou Nillesen bhic zei op 28 oktober 2020 om 13:59
Mooie aanvulling, Jan, dank je wel!
Paul Kriele zei op 6 september 2023 om 13:18
Oud- postdirecteur Antonius Arts [*1899 + 1987] vertelde mij op 3 juli 1981 o.a. over karren fietsen en auto's in de stad. Zoals dat Godefridus [Arts zegt Jan] van Lanschot een van de eerste Bossche autobezitters was. [Zie verhaal hierboven].
Maar hij verwart het gebruik van kentekens. Het is namelijk eerst gewoon met nummers. GvL had onder meer 412 [twee maal achtereen. In 1901 en de tweede in 1905]. Die tweede was een Cotterau. En zijn derde op een volgende auto droeg nr. 1888 [onbekend merk]. Maar in 1906 veranderde de registratie van auto's in N73 en resp. N74 [zoals de auto's van GvL waren geregistreerd bij de Belastingen.
Paul Kriele
Paul Huismans
Paul Huismans bhic zei op 7 september 2023 om 12:44
Dat kan kloppen, Paul. tussen 1898 en 1906 waren de kentekens rijksnummers. Je had die overigens alleen nodig als je op rijkswegen reed. Voor motorfietsen was geen rijksnummer nodig. In 1906 werd het provinciale nummerbewijs ingevoerd, die wél op ieder motorvoertuig gevoerd moest worden. Elke provincie had een eigen letter (alleen Noord- en Zuid-Holland hadden daaraan niet genoeg en kregen na verloop van tijd twee letters). Voor Noord-Brabant was die letter een N. De provinciale kentekens waren niet gebonden aan een voertuig, maar aan de kentekenhouder. Als je een andere auto of motor kocht kreeg die gewoon hetzelfde nummer als de vorige. Meer over de eerste automobilisten in Brabant kun je lezen in de inleiding. Meer over die provinciale nummerbewijzen kun je lezen op onze themawebsite De auto van m'n opa, pagina Brabantse kentekens?

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.