Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Vanaf 1923 was hij nog de enige hoepelmaker van de familie. Maar de hoepelmakerij had geen toekomst, en Piet legde zich allengs steeds meer toe op de productie van hooiharken en stelen. Eigenlijk was dat wel een logische overgang, want het basismateriaal bestond uit wilgentenen, net als voor de hoepels. En het gereedschap van de ripmaker was dan ook prima geschikt voor het vervaardigen van stelen.
In zijn nieuwe bedrijfsruimte aan de Hoofdstraat in Schijndel legde Piet zich helemaal toe op de productie van stelen in allerlei soorten en maten: zeisenbomen, gaffelstelen, batsenstelen, schoppenstelen, riekenstelen (recht en gebogen, van hard- of van zachthout), dan wel grenen of vurenhouten tuinharkstelen en schoffelstelen.
Voor al die verschillende producten beschikte Piet over allerlei werkbanken en machines, zoals boormachines en zaagmachines. Naarmate de zaken beter gingen lopen, kwamen er knechts in dienst (uiteindelijk vier vaste knechts en een oproepkracht).
De wilgentenen, het belangrijkste materiaal voor de stelenmakerij, waren 8, 10 en 12 voet lang en kwamen uit de Biesbosch. Ze werden jaarlijks aangevoerd per boot, die vlakbij de Heeswijkse brug in de Zuid-Willemsvaart afmeerde. Vandaar werden de tenen per vrachtwagen van bijvoorbeeld Driekske Schevers naar de Hoofdstraat gebracht, waar ze in grote mijten werden opgeslagen.
Het ambacht van stelenmaker vereiste niet alleen veel vakmanschap, maar ook zakelijk inzicht. Piet leverde stelen aan smederijen en ijzerhandels, maar vooral ook aan grote afnemers, zoals de kolenmijn Oranje-Nassau IV in Heerlen. Een andere grote afnemer was de firma H.J. Reesink & Co uit Zutphen, een handelshuis voor landbouwbenodigdheden (sinds 1786). Reesink verkocht in de jaren vijftig “quality gardentools” van het merk Flox en betrok daarvoor de stelen uit Schijndel. De kinderen Van der Velden beplakten de stelen van pa met de aangeleverde etiketten. Dat leverde voor iedere steel een dubbeltje extra op! En zo kon het gebeuren dat in Schijndelse zaken stelen “van Engelse kwaliteit” verkocht werden, die even verderop aan de Hoofdstraat waren geproduceerd.
Piet van der Velden was zo overtuigd van de kwaliteit van zijn wilgen stelen, dat hij daar zelfs ooit een weddenschap over afsloot met een smid. Die had meer vertrouwen in een andere houtsoort. Piet stelde voor een wilgen steel goed vast te maken, zodat de smid met zijn hele gewicht aan het andere eind kon gaan hangen. Zou de steel breken, dan kreeg de smid gratis een hele partij stelen. Hield de steel, dan zou de smid meteen een bestelling plaatsen. Bijna onnodig te zeggen hoe dat afliep: de smid hing, de steel boog, maar brak niet. En toen hing de smid natuurlijk opnieuw.
In 1963 werd Piet ernstig ziek en op 22 januari 1964 stierf hij, nadat hij zelf nog de verkoop van machines en restvoorraad hout had geregeld. Zijn vrouw overleefde hem 20 jaar.