Ik deed mijn Eerste H. Communie in mei 1954, naar toen goede traditie op Hemelvaartsdag. In die tijd, nog steeds de tijd van het Rijke Roomsche Leven, was dat een groot feest. Mijn moeder had op een of andere manier weten te regelen dat tijdens de koffietafel na de kerkelijke plechtigheid het zoontje van kennissen, een jaar jonger dan ik en dus nog niet toegelaten tot de communie, een versje zou opzeggen te mijner ere. Ik heb de tekst van dat versje nog steeds, in het handschrift van mijn moeder, maar het is niet duidelijk wie de schrijver was. Zeker niet mijn moeder want die was geen dichteres, dus ze heeft het vermoedelijk ergens gevonden en op de juiste plekken mijn naam ingevuld. Ik herinner me vaag dat ik me ontzettend verlegen voelde terwijl dat knulletje tegenover me stond en zich dapper door een tekst worstelde die voor hem een doffe en onbegrijpelijke ellende geweest moet zijn, maar toen vonden volwassenen het vermoedelijk heel passend en misschien zelfs wel 'cute'. De tekst:
Lieve Adje,
Och Adje, is het werkelijk waar,
is Jezus nu gekomen
en heeft Hij in jouw kleine hart
Zijn intrek nu genomen?
Maar Adje klein, wat ben je rijk
nu Onze Lieve Heertje
in jouw klein hartje is gedaald
voor 't allereerste keertje.
Ik wou ook wel zo gelukkig zijn
en Jezus al ontvangen,
maar Moe zegt ik ben wat klein
en moet nog wat verlangen.
Wat heb je Jezus wel gevraagd,
of mag ik dat niet weten?
Maar Moe zegt dat jij en ik
Zijn liefste kind mag heten.
Vandaag de dag gaan je tenen toch spontaan krullen van zulke wanstaltige teksten...