De dekens van dat gilde in 1769 waren Johannes Harthout en Godefridus Kuenen. Samen met 13 andere gildeleden spannen ze een proces aan tegen hun eigen lid- cq. *Kraankind* te weten Hermanus van Luinen, wegens een zware belediging. Hermanus had nl. in een discussie met Caspar Brantse, zijnde een ander Kraankind, op 3 oktober 1769 diverse keren luid uitgeroepen *dat alle Kraankinderen schelmen en dieven waren* Dat lieten ze zich niet gezegd worden. De groep Kraankinderen omvat de volgende personen, naast de 2 genoemde dekens : Roelof Snel (Christiaans), Joost Sparo, Jacob Walwijk, Cornelis Hopmans, Isaacq de Kock, Jan Adam Schats, Caspar Brantse, Jan Herman Vogelsang, Nicolaes van Elsen, Johan Coenraad Vink, Jan van Woerkom, Jacob Henni en Johan Maclean, allen inwoners Den Bosch. Hun gezamelijke attestatie wordt door allen ondertekend (allen konden schrijven) en hun medelid Hermanus van Luijnen krijgt de kans om zich schriftelijk te verweren. Maar Hermanus reageert pas op 30 december 1769.