Na de oorlog kwam het scheepvaartverkeer weer op gang. Het stoomtijdperk was toen nog niet voorbij en grote stoomslepers trokken de aken door het kanaal. Bij de viaducten moesten de schoorsteenpijpen gestreken worden. Ook andere schepen die geen eigen voortstuwing hadden, werden opgeduwd door een z.g.n opduwertje, een klein motorbootje met daarin meestal 'n ééncylinder gloeikopmotor. Die leverde weliwaar niet veel vermogen, maar het was beter dan niks.
Dan had je ook nog schepen met een zijschroef: de schroef zat dan aan 'n lange aandrijfas en de motor stond aan dek. Met een speciale constructie kon de schroef binnenboord worden getrokken (bij bruggen en zo).
In Tilburg kwamen ook beurtschepen die een dienst onderhielden tussen Rotterdam of havens die op hun vaarweg lagen. Een paar ken ik er nog van, zoals De Vereninging 3. Ze hadden geen stuurhut en 'n vlak stuurrad. Mijn oom kwam met regelmaat in Tilburg en loste dan haast bij elke loswal goederen, zoals wol en machineonderdelen.
Ook werden veel kolen gelost op de Goirkese loswal, bestemd voor het gasfabriek. Er stond een grote kraan van Wassing en daar werden de vrachtwagens mee geladen. Er stonden altijd veel mensen bij het lossen te kijken, want de kolen die er naast vielen, kwamen nooit meer op ’t gasfabriek.
De loswal van het Goirke diende tevens als opslag voor zand en grind. De zandschepen hadden een eigen losinstallatie en dat was werkendag voor de schipper en z'n vrouw. Die vrouw stond dan aan de winch en die moest erg alert handelen. Dat ging wel eens fout, tot groot genoegen van de toeschouwers. Ze kreeg dan ongenadig van onder uit de zak, maar meestal draaide dat niet uit op 'n echtscheiding.
Ja men zegt wel eens, die goeie ouwe tijd. Aan m’n hoela, ze waren op ons niet zuinig. Soms was je net ’n vlag: ze hingen je 's morgens buiten en ze vergaten je 's avonds binnen te halen. Terugkijkend kunnen we stellen dat het kanaal een grote plaats heeft ingenomen in ons leven en bijna elke dag kom ik er nog veel bekenden tegen.
Gegroet