Henricus, hertog van Brabant, oorkondt dat hij, in het geschil tussen de fraters van Postel over de molen van Uulsuind (Wolfswinkel) en Windandus de Lohoven over een bij die molen liggende wei, opdracht gegeven heeft aan Henricus, zijn schout van Arendonk, twaalf wijze mannen uit die omgeving hierover getuigenis te laten afleggen, welke verklaarden dat de molen altijd moet malen als hij water en graan kan hebben. Met als getuigen Henricus, oudste zoon van de hertog, Henricus, schout in Arendonk, Walterus Farreman, Symon en Henricus, schepenen van Arendonk, Theodericus, Henricus, Engelbertus de Hulsele, Henricus en Johannes zijn zoon de Netrusel, Henricus en Marsilius de Kirckasterle, Theodericus, molenaar, Theodericus de Hapert.
Henricus, hertog van Brabant, oorkondt dat hij, in het geschil tussen de fraters van Postel over de molen van Uulsuind (Wolfswinkel) en Windandus de Lohoven over een bij die molen liggende wei, opdracht gegeven heeft aan Henricus, zijn schout van Arendonk, twaalf wijze mannen uit die omgeving hierover getuigenis te laten afleggen, welke verklaarden dat de molen altijd moet malen als hij water en graan kan hebben. Met als getuigen Henricus, oudste zoon van de hertog, Henricus, schout in Arendonk, Walterus Farreman, Symon en Henricus, schepenen van Arendonk, Theodericus, Henricus, Engelbertus de Hulsele, Henricus en Johannes zijn zoon de Netrusel, Henricus en Marsilius de Kirckasterle, Theodericus, molenaar, Theodericus de Hapert.