Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Jan Jorijs, zoon van Jorijs tFoochs van Dessel, en zijn zusters Lijsbeth, Marie en Kateline, verkocht hebben aan het godshuis van Postel een erfpacht van een mud rogge per jaar, die zij van hun vader geërfd hadden, en deze van zijn vader Wouter de Voocht, die ze gekocht had van Peter Jacobs Cops sone van Dessel; ingeërfd is Jannes van Bergelen ten behoeve van het godshuis; hun moeder Marie Jorijs heeft afstand gedaan van haar vruchtgebruik.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat Jan Jorijs, zoon van Jorijs tFoochs van Dessel, en zijn zusters Lijsbeth, Marie en Kateline, verkocht hebben aan het godshuis van Postel een erfpacht van een mud rogge per jaar, die zij van hun vader geërfd hadden, en deze van zijn vader Wouter de Voocht, die ze gekocht had van Peter Jacobs Cops sone van Dessel; ingeërfd is Jannes van Bergelen ten behoeve van het godshuis; hun moeder Marie Jorijs heeft afstand gedaan van haar vruchtgebruik.