Maximiliaan van Oostenrijk, hertog van Brabant, oorkondt aan de drossaard van Brabant, de meier van Leuven, de amman van Brussel, de schouten van Antwerpen, ’s-Hertogenbosch, Kempenland, Peelland en alle andere gerechtsofficieren en dienaren dat hij op verzoek van Henrick van Eycke, profes van de abdij van Floreffe en provisor en meester van het godshuis van Postel, het godshuis en al zijn religieuzen, pachters en dienaren, met al zijn goederen en gronden in bescherming neemt en de provisor en Peter van Balen toestaat om het schild met het hertogelijk wapen aan het godshuis en zijn pachthoven aan te brengen als teken van deze bescherming.
Maximiliaan van Oostenrijk, hertog van Brabant, oorkondt aan de drossaard van Brabant, de meier van Leuven, de amman van Brussel, de schouten van Antwerpen, ’s-Hertogenbosch, Kempenland, Peelland en alle andere gerechtsofficieren en dienaren dat hij op verzoek van Henrick van Eycke, profes van de abdij van Floreffe en provisor en meester van het godshuis van Postel, het godshuis en al zijn religieuzen, pachters en dienaren, met al zijn goederen en gronden in bescherming neemt en de provisor en Peter van Balen toestaat om het schild met het hertogelijk wapen aan het godshuis en zijn pachthoven aan te brengen als teken van deze bescherming.