Schepenen van Bergeijk oorkonden dat Mechtelt, weduwe van Aert Meus Aerts, en haar man Gijsbrecht Peters overgedragen hebben aan heer Rombaut Colebrant, provisor van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een rente van 9 gulden uit hun aangelag met erop staand huis in Westerhoven te Bramis, met beide zijden aan openbare wegen gelegen, en uit een beemd, geheten Den Crommen Horck, met een zijde aan de gemeint en de andere aan Den Stroom, en uit een akker, geheten Den Mortel, en uit een stuk goed, geheten Den Langen Bocht.
Schepenen van Bergeijk oorkonden dat Mechtelt, weduwe van Aert Meus Aerts, en haar man Gijsbrecht Peters overgedragen hebben aan heer Rombaut Colebrant, provisor van het godshuis van Postel, ten behoeve van dat godshuis een rente van 9 gulden uit hun aangelag met erop staand huis in Westerhoven te Bramis, met beide zijden aan openbare wegen gelegen, en uit een beemd, geheten Den Crommen Horck, met een zijde aan de gemeint en de andere aan Den Stroom, en uit een akker, geheten Den Mortel, en uit een stuk goed, geheten Den Langen Bocht.