Koning Carel, hertog van Brabant, gebiedt zijn eerste deurwaarder van de Raad van Brabant op verzoek van de prelaat van Postel zich te begeven naar de plaatsen waar de abdij tienden bezit en daar af te kondigen dat de tiendplichtigen hun veldvruchten op het land moeten laten totdat de tiendheffers geweest zijn, en eventuele weigeraars voor de Raad te dagen. Gegeven te Brussel.
Koning Carel, hertog van Brabant, gebiedt zijn eerste deurwaarder van de Raad van Brabant op verzoek van de prelaat van Postel zich te begeven naar de plaatsen waar de abdij tienden bezit en daar af te kondigen dat de tiendplichtigen hun veldvruchten op het land moeten laten totdat de tiendheffers geweest zijn, en eventuele weigeraars voor de Raad te dagen. Gegeven te Brussel.