Archieven

1 Laurens Driessen, koopman en Johanna van der Heiden, echtelieden wonende te Grave verklaren schuldig te zijn aan de heer F. van der Goes, koopman, wonende te Ravenstein driehonderdvijftig guldens Hollands à twintig stuivers ’t stuk wegens geleverde winkelwaren.

3 Petronella van der Logt weduwe van wijlen Hendrik van der Kamp, wonende te Grave legateert aan haar hele en halve broeders en zusters de kleren en linnen, alsmede het goud en zilver tot haar lijf behorende, behalve haar zilveren beugeltas en daarbij behorende haak en haar gouden trouwring van wijlen haar voornoemde man gekregen; tot haar enige en universele erfgenaam benoemt zij haar stiefzoon Frederikus van der Kamp, zoon van haar overleden man Hendrikus van den Kamp in zijn eerste huwelijk bij Hendrina Thijssen verwekt.

5 Jean Henri van der Marck, koopman wonende te Grave als vader en opvoeder van zijn minderjarige dochter Dorothé Henriette van der Marck, geboren op 26 november 1810 te Grave en André Laurent Krieger die aan Jean Henri van der Marck betaalt 4629 francs of 2200 guldens Hollands en krijgt als onderpand een perceel genaamd de Startwinkel, groot tien arpins of morgen.

6 Maria Geertruij Muller vrouw van Theodorus Hendrikus Guilliam, meesterkleermaker, wonende te Grave verklaart te legateren aan haar drie zusters met de namen Helena Dorothea Muller weduwe van Peter Brasseur, Anna Magdalena Muller weduwe van Leonardus Nooten en Johanna Maria Muller vrouw van Peter Marijnen al haar kleren, wol en linnen en al het goud en zilver tot haar lijf behorende; tot haar enige en universele erfgenaam benoemt zij haar man Theodorus Hendrikus Guilliam; mocht hij wensen te hertrouwen, dan zal de helft van haar nalatenschap worden uitgekeerd aan haar naaste familie en erfgenamen.