De rekeningjaren vielen samen met de kalenderjaren. De rendanten werden schatbeurders genaamd. De rekeningen werden afgehoord door de gesubstitueerde richter, schepenen, gezworenen en naburen van het dorp Haps. In de Bataafse en Franse tijd door de municipaliteit van Haps. Tot aan de Bataafse tijd werden de rekeningen geapprobeerd door de commissie, resp. commissaris uit de raad en rekenkamer van de heren van het Land van Cuijk (de zgn. Nassause Domeinraad). Deze approbatie geschiedde tot en met 1722 te Cuijk en daarna te Grave. De rekening van 1808 werd geapprobeerd door de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant.