Archieven

1 Schepenen van Haren en landschrijver van land van Megen zijn op verzoek naar Haren gekomen ten huize van Marcellis Ceelen, wonende te Haren enigszins onpasselijk wil codicil opmaken. Hij begeert, dat pré-legaten als anderszins, als hij bij zijn testament met zijn eerste vrouw Johanna van de Camp voor schepenen van Haren 27-6-1801 heeft opgericht en ten protocol gepasseerd intact gelaten worden; voor wat betreft zijn gerede goederen, huisraad en gehele inboedel daar in tot erfgenamen te benoemen voor 1/4e deel zijn huidige vrouw Maria van den Berg of bij overlijden hun kinderen uit tweede huwelijk en de overige 3/4e parten zijn kinderen uit eerste huwelijk. Wat aangaat zijn vaste goederen de helft ingevolge eerder voornoemd testament is vastgelegd; andere helft zijn huidige vrouw in tocht en erfrecht aan zijn gezamenlijke kinderen.

2 Schepenen van Haren en landschrijver van land van Megen zijn op verzoek naar Haren gekomen ten huize van Dirk Brandts, ziek te bed liggend en Barbara Cornelis Petersen, echtelieden wonend te Haren, die verklaren aan elkaar de tocht van hele nalatenschap na te laten; na beider overlijden gaat nalatenschap voor de helft naar zijn en helft naar haar zijde.

3 Maria Princen weduwe van Lamert Boers, wonend te Haren bekent 60 gulden schuldig te zijn aan het klooster Bethlehem. Waarborg: huis en hof te Haren in den Uilenhoek, met een zijde en een eind de gemene straat, andere zijde Godefridus de Kock, ander eind Evert van de Coolwijk.

4 Evert van de Coolwijk, wonend te Haren bekent 300 gulden schuldig te zijn aan Joannes Smits, wonend te Velp. Waarborg: weiland onder Haren genaamd den Ham; stellen zich tot borgen Johannes van de Coolwijk, wonend te Macharen en Hendrik Willem Hendriks van de Camp, wonende te Haren.