1574 vóór 14 november.
Brief van Anna van Meer, vrouwe van Oploo in het Land van Cuyck, aan de kanselier (van het Hof van Brabant te Brussel), waarbij zij het Hof verzoekt Everaert Willic te Oploo of enige andere officieren in het Land van Cuyck het exploit en de insinuatie te laten verrichten, daar het voor de deurwaarders van het Hof te riskant is - vanwege de invallen van de vijanden van Zijne Koninklijke Majesteit (koning Philips II van Spanje, hertog van Brabant enz., enz.) - naar het Land van Cuyck te reizen, gezien Eustachius Coppens, de te Shertogenbossche residerende deurwaarder van het Hof (van Brabant) door de vijanden was gevangen genomen.
Oorspronkelijk (inventarisnummer 28)
1574 vóór 14 november.
Brief van Anna van Meer, vrouwe van Oploo in het Land van Cuyck, aan de kanselier (van het Hof van Brabant te Brussel), waarbij zij het Hof verzoekt Everaert Willic te Oploo of enige andere officieren in het Land van Cuyck het exploit en de insinuatie te laten verrichten, daar het voor de deurwaarders van het Hof te riskant is - vanwege de invallen van de vijanden van Zijne Koninklijke Majesteit (koning Philips II van Spanje, hertog van Brabant enz., enz.) - naar het Land van Cuyck te reizen, gezien Eustachius Coppens, de te Shertogenbossche residerende deurwaarder van het Hof (van Brabant) door de vijanden was gevangen genomen.
Oorspronkelijk (inventarisnummer 28)