Archieven

36 Rekest van de regenten van stad en vrijheid Waalwijk in kwartier Oisterwijk inhoudende dat sedert het maken van de overlaat tussen Drunen en Baardwijk in het jaar 1766 de winterdijk te Waalwijk, strekkende van Besoijen oostwaarts tot de jurisdictie van Baardwijk een zeer zware last van het water te dragen heeft gehad waardoor het veroorzaakt werd dat bij hoge watervloeden deze winterdijk meer dan voorheen gevaar liep door te breken; bovendien had men ontdekt dat tijdens de buitengewone watervloeden van 1775 en 1776 men overtuigend had geleerd dat de heggen op de kruin van die dijk staande ten uiterste hinderlijk waren en dat men in geval van noodzakelijkheid de overstroming of gevreesde doorbraak, voor zover menselijke hulp mogelijk was, met gepaste middelen te voorkomen en tegen te gaan, hetgeen er de supplianten toe bewogen had om op 6 februari 1777 iedereen te ordonneren om de heggen op de kruin van de winterdijk voor de 16e april af te breken [amoveren] en meer dan 60 mensen hebben gehoor gegeven aan die oproep m.u.v. Mattheus Pluim die geheel en een zekere Tielman van Osch die gedeeltelijk hun heggen op de dijk hadden laten staan en ondanks alle minnelijke inspanningen niet van plan waren de heggen verder te ruimen en dat daarom de verhoging van de dijk bemoeilijkt werd; men verzoekt de Ho: Mo: dat ze de regenten willen gelasten om de geërfden zouden kunnen gelasten om binnen een vastgestelde tijd de dijk te verhogen en Pluim en Van Osch te dwingen hun heggen alsnog weg te halen, met de macht aan de supplianten om de verhoging van de dijk én het ruimen van de heggen tegen de dubbele weerpenning aan te besteden ten koste van degenen die in gebreke zullen blijven aan die actie mee te werken; een kopie wordt gezonden aan de Raad van State ter advisering van de Ho: Mo:.- zie ook folio 792