Archieven

29 Rekest van de schepenen van Waalre en Valkenswaard inhoudende dat in d enacht van 18 op 19 januari 1778 door de klapwaker te Valkenswaard voor het huis van drossaard Jan Willem Daniël de Jongh een boek was gezonden zijnde het register van de criminele rolle der gemelde heerlijkheid welke was in de documentskast op de raadkamer aldaar welke raadkamer en documentskast op het genoemde tijdstip open waren en de papieren over de grond uitgestrooid zonder dat daaruit nog iets anders was vermist voor zover de supplianten hadden kunnen nagaan dan een zakje met geld met 76 gl. en 6 st. die door de weduwe van Jan Christiaan Heesmans aldaar was gedeponeerd; doch dat bij het controleren van het register van de dingrol, zoals dat door de drossaard op 20 januari 1776 was uitgegeven, bevonden was dat daaruit 12 bladen of folio’s uitgesneden waren, bevattende de gehele notulen en dingtalen , dagement in persoon en appointementen in de zaak tussen de drossaard eiser en aanlegger en Alegonda van Kesel weduwe Weisbrood gedaagde i.v.m. gepleegde geweldenarijen in de kerk van Valkenswaard gehouden door procureur Janssen en de pre-adviezen van twee onpartijdige rechtsgeleerden. – zie ook folio 408

30 Missive van de rentmeester der geestelijke goederen betreffende de collatie van het beneficie van het personaatschap of pastorie van Esch [zie ook inv.nr.115] door Ferdinand Albrecht de Heverlee Heer van Baulet, proost van Poilvaches, edele der provincie Namen, van 7 november 1776 op Nicolaas van Heurn gedaan [met veel details]. – zie ook folio 775

31 Missive van rentmeester De Kempenaar inhoudende dat de tienden die in de Baronie van Boxtel geheven worden voor het grootste deel bezeten worden door de Heer van Boxtel en door het kapittel gefundeerd in de kerk van Sint Pieter aldaar en voor een minder gedeelte door enige particulieren; dat hij vernomen had dat de Heer van Boxtel en andere tiendheffers aldaar zich beijverden om aan te tonen dat hun tienden laïcaal waren, ten einde zich daardoor te onttrekken aan de last zoals aangegeven in het plakkaat van 16 januari 1778 mbt geestelijke tienden, van casa quo moeten subsidiëren tot het onderhoud van kerk en toren en hetgeen daartoe behoort, waarbij De Kempenaar gemeend had in zijn kwaliteit als rentmeester van het voornoemde kapittel, niet te moeten stil zitten ten einde bij haar Ho: Mo: en de capitulairen voor diligent te worden gehouden en ware het mogelijk voor te komen, dat niet het kapittel [waardoor het land voor 1/3 geïnteresseerd is als trekkende 1/3 part van het zuiver inkomen der kanunniken] immers niet alleen werd bezwaard met de last die mettertijd drukkende kon worden, door dien de grote toren, die tot dusver door de gemeente was onderhouden, in het vervolg veel van onderhoud zou kosten; verzoekt de rentmeester met haar Ho: Mo: orders te mogen worden gehonoreerd, indien haar Ho: Mo: zouden mogen oordelen, dat door hem in deze nog enige andere middelen ten voordele van het land en tot welzijn van het kapittel in het werk kon worden gesteld; een kopie wordt doorgestuurd naar de Haagse heren belast met de inhoud en uitvoering van plakkaten en reglementen.- zie ook folio 509 waarin diverse heren van heerlijkheden ingaan op de tienden binnen hun heerlijkheid o.a. Boxtel, Venloon, Druenen, Limpens pensionaris der staten van Luxemburg en Limburg en de prior Dispenser van de abdij van Tongerloo namens de abdij en de conventualen mits de impotentie van de prelaat der abdij die lijdt aan een aanhoudende ziekte

32 Rekest van Johanna Cornelis Gualtheri, de erfgenamen van H.A. de Stocqui en de erfgenamen van Jan Baptist van den Huyse samen eigenaren van de Wolfstienden of rijdende tienden die worden geheven onder Son in kwartier Peelland met verzoek de aangegeven vier maanden te prolongeren tot 8 maanden t.a.v. art.3 en 8 van het plakkaat van 16 januari 1778.