Archieven

21 Rekest van Maria Janssen weduwe van Hendrik du Pon wonende te Oerle in kwartier Kempenland die om remissie heeft verzocht. [zie ook folio 384

22 Rekest van Gijsbertus Josephus Bonaarts uit Oss in kwartier Maasland die zich had gewend tot de Raad van State op 1 juli 1755 en had daarin verzocht dat de suppliant en zijn opvolgers mochten worden verklaard gerechtigd te zijn, conform de verkrijgbrief van Hertogin Johanna van Brabant en de confirmatiebrief van Hertog Jan van Brabant om in het vervolg te begeven en te vervullen het vorsters- en schuttersplaatsen van Osch, Berghem, Heesch, Nistelrode en Lithoijen, zonder dat in net vervolg het verzoek om approbatie van haar Ho: Mo: in handen van de hoogschout van ’s-Hertogenbosch wordt gesteld om advies en dat het verzoek om approbatie van genoemde schuttersplaats van Nistelrode, wat nog door de Ho: Mo: in deliberatie wordt gehouden, door de suppliant ten behoeven van Johannes Rijsterborgh gegeven mocht worden gecomprehendeerd [= ineen trekken, begrijpen, bevatten] in de akte van approbatie door de Ho: Mo: als vorster van Nistelrode op 3 juni jl. verleend; toch wordt een kopie gezonden naar de hoogschout van stad en meierij van ’s-Hertogenbosch ter advisering aan de Ho: Mo:. – zie ook folio 205 [reactie van de hoogschout], folio 257

23 Missive van de stadhouder van de kwartierschout van Peelland P.Eckringa geschreven te Heeze op de 13e op een rekest van Johan van der Hoeven ivm de aanstelling van zijn vader Govert van der Hoeven als stadhouder; approbatie van de Raad van State.

24 Rekest van Hendrik Jacobs van Eijndhoven, Jan Fransen Haarwasser en Igron van Remunt, inwoners van de grondheerlijkheid van Sint Michielsgestel Oud en Nieuw Herlair in kwartier Oisterwijk, professie doende van de roomse religie, die om permissie vragen om hun oude roomse kerkschuur te mogen vervangen door een nieuwe op dezelfde plaats ter lengte van 96 voeten, breedte van 43 voeten en de zijmuren in steen te mogen leggen ter hoogte uit de vloer tot onder de muurplaat van 12 ¼ voet en buitenwaards 13 ¼ voet uit de bovenkanten van de fundamentmuur en in ieder te mogen stellen 7 bolkozijnen en glasramen, voor de helft te openen, ter breedte van 6 en ter hoogte van 7 voeten buitenwerks en in de noordmuur een deurkozijn en deur te mogen maken ter hoogte van 6 ½ en ter breedte van 3 voeten binnenwerks; voorts de voor- en achtergevel mede in steen te mogen leggen en te breedte van 6 voet, mitsgaders 2 bolkozijnen ter hoogte en breedte als voor in de zijmuren en in de oostgevel een deurkozijn en deur te mogen maken met een glaslicht daarboven, te samen hoog 10 ½ voet en breed 4 voet buitenwerks, alle volgens Rijnlandse maten en vervolgens de kerkschuur met een strooien- of rieten dak te mogen afdekken en er een vloer van plavuizen in te mogen leggen; een kopie hiervan wordt opgestuurd naar de kwartierschout van Oisterwijk ter advisering aan de Ho: Mo:. zie ook folio 207, 601