Archieven

228 Op de volgende voorwaardes heeft de weduwe van Hendrik Gerit Elias met haar zoon Michiel die daarin is gemachtigd om voor zijn moeder te handelen en zoals hij eerder steeds het bezit gehuurd heeft gehad, aan Jan Lambert Tijssen een zekere stede teulland verhuurd zijnde een huis, schuur, land weiland en hooiland, zoals de verpachter nu al in gebruik heeft alhier te Boxtel onder Roont, behalve de achterste beemden en een kant bij het huis zoals hem is aangewezen, en behalve de kamer in het huis als woning voor de weduwe met de halve tuin achter in de akker en daar een koe te moeten laten weiden voor de verpachter. De huur loopt voor 4 jaar ingaande per a.s. Pinksteren voor het huis, voor de weide en het hooiland met half maart en het bezaaide land in de oogsttijd stoppelbloot en zo ook weer achter te moeten laten. Verder moet de pachter elk jaar 3 vijmen dakstro laten leggen, de tuin- en de waterschouwen te moeten nakomen en verder de lasten op het bezit ingaande a.s. Pinksteren te voldoen. De pachter moet elk jaar de helft van de gewassen leveren zowel graan als anderszins, behalve en half lopenzaad aan de sluis dat voor de verpachter is. Het voorlijf bedraagt jaarlijks 29 gulden, verder jaarlijks een boterwegge en elk jaar een steen vlas. De pachter onderwerpt zich aan de vrijwillge rechtspraak en zal een huurceduul laten opmaken in Den Bosch of elders. Nog zal de pachter zorgen voor de brant(brandhout) van de verpachter, verder reserveert de verpachter een half ploegrecht op Kempen en de rest is voor de pachter. Datum 25 februari 1632, getuigen Cornelis Lemnius en Jan Timmers. Ondertekend: dit merk is van Michiel als verpachter, Jan Lambert Tijssen, Jan Timmers, Cornelis Lemnius, mij present C. van de Nouwlant, secretaris Boxtel 1632.