Archieven

494 Jan, Meeus, Engbrecht, Hubrecht en Peter, broers, verder Luijtgard, Heijlwig en Heijlwig, gezusters en alle wettige kinderen van Jan zoon wijlen Jan Meeus, beloven aan hun vader zolang hij leeft een jaarlijkse pacht van 4 mud rogge, maat van Boxtel en binnen de bruggen te leveren, steeds op St. Jan baptistdag. Nog een jaarlijkse rente van 4 peters van elk 18 stuivers op de zelfde dag te betalen en dat op onderpand van alle bezit dat zij van hun vader hebben verkregen. Als een van de kinderen hierin niet zou meebetalen, dan mag Jan zijn bezit van de onwillige weer terugnemen en dat bezit verkopen en het geld voor zichzelf aanwenden, zonder dat iemand daar bezwaar tegen kan maken. Voor dit jaar houdt Jan zelf alle oogstgewassen die op het land staan. Datum 5 juni, getuigen Engbrecht van de Berselaer en Wouter van de Loeck.