Archieven

833 Genoemde Adriaen (Peters) en haar voogd staat aflossing van de rente altijd toe tegen betaling van 17 en een halve peters, elke peter tegen 18 stuivers, de enkele gulden van 28 stuiver etc., samen met de achterstallige termijnen. Getuigen Dirck de Visser en Willem Andriessen. Datum 10 maart (1503)

834 Andries Willems (secretaris) als gemachtigde vanwege meester Jordaen Wolfs, volgens de schepenmachtiging van Boxtel, verkoopt aan Pauwels natuurlijke zoon van Jacop Pauwels een huis, tuin, hofstad etc. gelegen te Boxtel, binnen de bruggen aan de Korte Steenweg, belendend Michiel Laureijs Herbrechts, heer Wouter Dircks (van Dessel) kanunnik te Boxtel, de steenw eg daar, meester Joerden zelf, waarop deze Pauwels een huis heeft gezet en getimmerd. De verkoper in diens funtie belooft alle lasten van zijn kant af te handelen, behalve 4 lopen rogge en 2 hoenderen (uitzonderlijk die chijnshoenderen) aan het kapittel van Boxtel. Getuigen Engbrecht van de Berselaer en Willem Andriessen, datum 14 maart (1503)

835 Aert natuurlijke zoon van wijlen Gerit Wekers verkoopt aan Engbrecht van de Berselaer onze schepen een jaarlijkse rente van 2 pond paijment, welke rente Katarina dochter van Lambrecht Deckers als weduwe van Peter Beelaerts had verkocht aan genoemde Aert volgens schepenbrief d.d. 28 februari 1487, op onderpand van een huis, tuin, hofstad etc. gelegen te Boxtel onder Lennesheuvel, belendend Berijs Willems, Peter Beelaerts, de straat daar, Willem Claes Horkens. De verkoper belooft alle lasten van zijn kant af te handelen, datum 20 december 1502.

836 Lijsbeth wettige dochter van Jan Wijzen met haar voogd, draagt aan Willem Willems van Emmeckhoven al haar roerend en onroerend bezit over dat ze heeft of nog zal erven, gelegen te Boxtel of elders en ze doet afstand van alle brieven daarover ten behoeve van Willem. Ze belooft alle lasten daarin van haar kant af te handelen. Daar tegenover belooft Willem haar zolang ze leeft in de kost te nemen en haar te onderhouden met kleding etc. zodanig dat de buren en haar familie zich daarover niet hoeven te beklagen, want anders mag Lisbeth haar bezit weer terugnemen. (1503).