Archieven

271 Heijlen weduwe van Aart Janssen geassisteerd door haar zoon Anthonis Aert Janssen, verder Peter Janssen als man van Aleijt en Cornelis Lamberts als man van Geertruijt, beiden dochters van wijlen genoemde Aert en Heijlken, ter ener zijde en Huijbert Aerts geassisteerd met zijn schoonvader Laureijs Janssen ter andere zijde, hebben de volgende overeenkomst gemaakt. Genoemde Huijbert belooft hierbij aan zijn moeder Heijlken die zolang ze leeft te zullen onderhouden in eten, drinken, kleding etc. en in alles wat een vrouw nodig heeft en zoals een kind zijn moeder in haar ouderdom moet onderhouden. De andere comparanten van de andere partij zullen aan Huijbert het gebruik laten van alle bezit waartoe Heijlken is gerechtigd, welk bezit hij zolang mag gebruiken en in het jaar dat ze overlijdt, als ze voor Huijbert zou overlijden, zal Huibert dat bezit moeten verlaten, te weten het hooiland met half maart, de tuin en het huis en de weilanden met Pinksteren erna en het akkerland in de oogsttijd erna stoppelbloot. Verder is conditie dat Huijbert de roerende bezittingen zal mogen houden die eigendom van zijn moeder waren hij moet daarvoor wel de schulden betalen zonder last van de overige comparanten ter ener zijde. Verder zal Huijbert dan ook alle kerkenrechten betalen en zorgen voor een goede uitvaart zoals hun vader al heeft gehad. Als het gebeurt dat hun moeder binnen de tijd van 8 jaar komt te overlijden, zal Huijbert desondanks toch 8 jaar haar bezit mogen gebruiken. Hij kan het bezit van haar aanvaarden per half maart etc. en hoeft daarvoor niets aan de andere kinderen te betalen dan alleen hetgene hij hen kontant heeft beloofd te betalen. Verder zal Huijbert het huis goed onderhoiuden en het bezit beplanten etc. alsof het zijn eigendom was. Partijen beloven over en weer deze overeenkomst na te komen. Datum 10 december 1648, getuigen Jan Niclaes Goossens en Jacob van de Sande, schepenen.