Archieven

256 Op verzoek van Isaac Verster, stadhouder van weledele gestrenge heer Cebes Sijsen, hoofdschout van kwartier Oisterwijk worden Jan Jansen van de Voort (25 jaar) en Hendrick Jansen van Hal (30 jaar) door schepenen van Helvoirt onder ede gehoord. Zij zijn beiden aangesteld als boerenknecht van Jan Hendricks Schaght. Uit deze ondervraging laat zich volgend relaas optekenen. De vrouw van Jan Schaght vroeg Hendrick van Hal de keuken te verlaten omdat zij iemand wilde spreken zonder zijn bijzijn. Hendrick weigerde dit verzoek in eerste instantie met de woorden dat er voldoende kamers in het huis waren behoudens de keuken. Er ontstond woordenwisseling tussen beiden waarop Van Hal uiteindelijk keuken wou verlaten. Maar bij het weggaan liep hij Jan Schaght tegen het lijf, die hem uitschold voor “schele en kromme hond” en hem wilde slaan en steken met een mes. Daarop hief de knecht stoel op om zijn baas van het lijf te houden. Jan Jansen Vervoort, andere knecht was wel aanwezig in het huis maar niet in de keuken, gedurend deze woorden wisseling, samen met Peter, de knecht van Adriaen van Rooij.