Archieven

13 Hermen van Kempen en Willem Beckers, schepenen Beugen oorkonden dat Johan van Bach heeft gepand een hofstad aan het Helbrouck daar Deriske van Kempen en Jan Diemer verstorven zijn, om daaraan te verhalen achterstallige thijns en roggerente van negen vaten rogge jaarlijks, met het verloop van dien. Doen condt aan Bertke van Kempen tot S’Hertogenbosch, Hanrick Jans de Smytt, Hermen van Kempen, Merrij weduwe van Willem Wems? en Hanriske nagelaten zuster tot Graeff (Grave) als erfgenamen van het voorschreven onderpandt het voorschreven goed binnen14 dagen te beschudden.

14 Hermen van Kempen en Willem Beckers schepenen tot Beugen oorkonden dat Johan van Bach het voorschreven gewonnen goed heeft doen inleijden in zijn gewonnen goed volgens Cuijks landrecht en dat de brief transfix doorsteken is [oorspronkelijk een stuk dat met een insnijding aan de oorspronkelijke oorkonde werd bevestigd of getransfixeerd; later ook gebruikt voor een latere aantekening, veelal in dorso, bij de hoofdbrief.]

15 Gaert Peters en Jan Gaerts schepenen tot Beugen oorkonden dat Jacop Peters en Jenneke e.l. hebben gevest aan Hanrick Janssen Smyten en Merrij e.l. een kamp land, groot 1 ½ mergen met een eind aan het erf gehorende de Pastorije van Beugen en de andere zijde Jan Heeskens erf, met een eind Jacop Ebben erf en het laatste eind de Maessche Steege.

16 Hermen van Kempen schepen van Beugen oorkond dat Lenaert Hanrich van Mill een gerechtelijke commerslag heeft gedaan op de nagelaten goederen van Reijner Raeijmeker en Elisabeth voor de som van 221 Philpusgulens gerekent tegen 25 st stuiver Brabants wegens achterstallige pacht. Heeft weet gedaan aan Thonis Crouwers Vermaessen woonachtig tot Boxmeer, zo voor hemzelve alsmede voor zijn onmundig kind bij Jaexke zijn eerste vrouw en Aert Willems woonachtig tot St Hubert en Jan Hanrix op’t Rijckevort als momboirs van het onmundige kind van Arnt Heijmer Raemekers soen, rechte erfgenamen van Reijmer Raeijmeker en Elisabeth e.l.