Archieven

12 Huwelijkscontract tussen Hendrikus Jansen, meerderj. jm en Maria van der Linden, eerst weduwe van Gerardus Boumans, nu weduwe van Peter Martens, wonende te St. Anthonis, geassisteerd met Hermanus Boumans en Peter Boumans, momboiren over de 2 minderj. kinderen uit eerste huwelijk, met name Willem en Gerardus. Er is sprake van gemeenschap van goederen. De voorkinderen zullen uit de gemeenschappelijke boedel worden opgevoed en krijgen als vaderlijk bewijs datgene wat bij het huwelijkscontract 24-6-1802 al is vastgesteld. Bovendien de gerechte helft van een perceel bouwland, waarvan de andere helft toebehoort aan de nonnen te Boxmeer in het Fenneveld te Beugen en groot 1 ¼ mergen. Enerzijds de weduwe Ebben, anderzijds J.H. Nielens, het ene eind Jan Boumans. Verder nog de helft van een perceel bouwland in de IJspan, waarvan de andere helft toebehoort aan de nonnen te Boxmeer, groot in het geheel 1 ½ mergen. Enerzijds het gemeene voetpad, anderzijds Simon Simons, het ene eind Johannes Gerrits, het andere eind Anthoon Jans. De voorkinderen zullen hiervoor 50 gulden aan de gemeene boedel moeten uitkeren. Bij vooroverlijden van een der voorkinderen, gaat zijn deel naar zijn broeder. Kinderen uit dit huwelijk worden gelijkgesteld met de voorkinderen, na aftrek van voornoemd bewijs. Indien er geen kinderen uit dit huwelijk worden geboren, zal bij vooroverlijden van de bruid de bruidegom 1/3 deel van de nalatenschap (na aftrek van het voornoemd vaderlijk bewijs) krijgen, zonder echt van tocht op het andere deel. Indien er geen kinderen uit dit huwelijk worden geboren, zal bij vooroverlijden van de bruidegom de bruid de gehele boedel erven, maar wel verplicht zijn de begrafenis te bekostigen.