Archieven

1 Hubertus van den Elzen, bouwman te Grave verklaart f. 300,-- schuldig te zijn aan Dorothea van der Voordt weduwe van notaris Antonius Verstraaten, rentenierster te Mill. Als borg stelt hij een huis en erf in de Bagijnenstraat te Grave, sectie B 219 en het huis ernaast, sectie B 559.

2 Hermanus Henricus Keijenberg, rijksontvanger te Grave als gelaste van Robertus Noijen, winkelier te ’s-Gravenhage; Johannes Franciscus Janssen, kleermaker te Grave; Johanna Wilhelmina Janssen gehuwd met Petrus Jacobus de Smidt, winkelier te Grave; Gijsberdina Elisabeth Janssen gehuwd met Hendricus Lamers, slijter in sterke dranken te Grave verkopen voor f. 2.150,-- aan Albertus de Vries, fourier 2e. compagnie 4e bataljon artillerie in garnizoen te Grave een huis en erf te Grave op de hoek van de Hoofsche straat bij de Maasbarakken, sectie B 23 en een pakhuis aldaar, sectie B 24. De verkopers aangekomen uit de nalatenschap van Jan Hendrik Noijen en Maria Anna Janssen.

3 Josina Sanders weduwe van Hendrik Frederik van Hees, thans gehuwd met Theodorus van Hooren, schoenmaker te Grave verkoopt voor f. 700,-- aan Johannes Sutter, sappeur 1e. bataljon 3e. compagnie 18e afd. infanterie in garnizoen te Grave een huis met erf in de Hoofsche straat te Grave, genaamd “de Papegaaij”, sectie B 16 alsmede een benedenkamer, bovenkamer en zolder met eigen ingang aldaar, hetwelk vroeger tot een bakkerij bij voornoemd huis heeft gehoord. De verkoopster aangekomen bij akte van 01-03-1828 voor notaris van der Marck te Grave van Francis Bridie, herbergier te Velp bij Arnhem en zijn vrouw Jacoba Klaassen.

4 Volgens repertorium geeft Jan Hendrik Vos van Rijswijk, 1e luitenant 18e afd. te Grave, volmacht aan Pieter Uijttenboogaard, kantoorbediende te Dordrecht om zijn belangen te behartigen als mede-erfgenaam van Pieter du Fayan, overleden te Dordrecht.