Archieven

33 Johan Rijswijck, brouwer te Grave en Sibilla Peters, eerst weduwe van Jan Looijens, echtelieden verklaren de testateur dat Sibilla Peters wordt benoemd tot enige en universele erfgename en laat de testatrice al haar tijdelijke goederen aan Johan Rijswijck, met de voorwaarde dat de kinderen uit haar eerste huwelijk hun legitieme portie zullen ontvangen.

34 Adrianus van Ardenne, predikant te Mill en Godefridus Buijs, predikant te Beers verklaren dat in de nagelaten goederen van hun moeder en schoonmoeder Maria van Ardenne weduwe en boedelhoudster van dominee Ardenne, onder meer is gevonden een rentebrief van de ridderschap en steden van Holland en West-Friesland ten bedrage van duizend gulden, die op 15 mei 1712 als een prelegaat is uitgereikt aan de eerste comparant, te weten Adrianus van Ardenne, hetwelk door de tweede comparant wordt goedgekeurd en dat bij een eventuele verkoop, de tweede comparant zich tot borg verklaart.

35 Hester Ribbius weduwe van dominee Nanningh de Greve en Willemina de Quaij weduwe van dokter Albert de Greve als moeders en voogdessen over hun minderjarige kinderen ter ene zijde en Geertruijt Cuper van Holthuijsen weduwe van Pieter Ruijl, in leven rentmeester van de domeinen van de koning van Groot-Brittanië als moeder en voogdesse over haar minderjarige kinderen en haar zoon Johan Ruijl ter andere zijde, waarbij de twee eerste comparanten is aangeraden de boedel van hun overleden zwager Engelbert de Greve, in leven schepen van Grave niet te accepteren alvorens er een overzicht is van de openstaande rekeningen en die zullen worden betaald door de eerste twee comparanten.

36 Joost de Groot en Catharina Smits, echtelieden wonende te Grave legateren aan iemand van de vrienden, aan Andries de Groot en Catharina Cocx ieder een part tot groot zes gulden eens, idem aan Jan Machielse, idem aan Adrianus Brakelaer, idem aan Melcior Klos, idem aan Jan Louijs Toltenfor; verder laten zij alles na aan de langstlevende van hen beiden.