Archieven

13 P. L. Muller, deurwaarder van gerechtshof van Brabant in stad Grave verschijnt voor schepenen te Megen en verklaart uit kracht van arrest van wegen D.A. Lichteveld, wonend te ’s-Hertogenbosch en disponerend tegen Jacobus Kopp, medicinae doctor, wonend te Nijmegen en toont dagvaarding ten verzoeke van de impetrant om vaste goederen van Jacobus Kopp toebehorend te Megen als land, genaamd den Beijndel, alsmede uiterwaard te Megen in den Sandsencamp in arrest te nemen.

14 Compareren voor schepenen en landschrijver der stad Megen compareren Evert van Altvorst, Carolus Smits, Hendrik van Gemert en Michiel Witsiers, respectieve burgemeesters van Megen over de jaren 1800 t/m 1805, allen wonend te Megen, alsmede Bernardus van de Kamp, Hendrik Hoefnagels, Gerardus de Kock en Jacobus Wilm Ards respectieve burgemeesters van Haren over de voornoemde jaren, allen wonend te Haren machtigen Huibert Dirk Esser, procureur van het Departementaal Gerechtshof van Brabant, residerend te Breda om namens hun comparanten waar te nemen in zulke procedures als zij comparanten zich noodgedwongen bevinden als gedaagden bij Mandement Poenaal ter eenre contra Johannes Hendrikus Ruijs, medicine doctor, wonend te Ravenstein en Mathias de Mele en Louis de Gast als aangestelde curators over Maria Catharina de Mele, wonend in Den Bosch ter andere zijde genoodzaakt zijn zich te moeten verdedigen in verschil van beoordeling.

15 Joannes Baijens, burgemeester; Lambert Schippers, wonend te Teeffelen alsmede Jan de Reuver, richterbode te Macharen welke op verzoek van Johannes van den Hoogen, wonend te Oss verklaren dat zij op 13-10-1806 zich vervoegd hebben op het Bagijne Campke onder Teeffelen toebehorend aan voornoemde Johannes van den Hoogen en aldaar hebben nagemeten den uitweg welke door de schepenen van Megen op 14-07-1806 aan gemelde Johannes van den Hoogen was medegedeeld en dat zij vervolgens na genoemde uitweg nagemeten te hebben en zagen dat deze 123 ½ voet langer was en dus nader over het Steene Campke en Jacob Klompe Kamp had kunnen worden.

16 Catharina Gordijn weduwe Bartholomeus Niecasie, wonend te Megen herroept alle voorgaande testamenten en verklaart haar dochter Helena Nicasie vrouw van Otto van Hees huis en erf te Leiden op de Hogewoerd alsook land in de Roomburger polder onder den Ambagt van Soeterwoude zal mogen overnemen binnen 6 weken na haar testatrices overlijden declarerende tot zodanige sommen als het zelve aan de testatrice bij scheiding van boedel van wijlen haar broeder Arnoldus Gordijn zal worden toebedeeld. Zij stelt tot enige erfgenamen haar 3 kinderen, met namen Jacobus Nicasie, Helena Nicasie vrouw van Otto van Hees en Johanna Petronella Nicasie gehuwd met Lavette de Saveiller, ieder voor ¼ deel alsook de gezamenlijke kinderen van haar testatrices zoon wijlen Hubertus Josephus Nicasie bij Maria Vermeulen voor ¼ deel. Tot executeurs stelt zij aan haar aan-behuwd zoon Otto van Hees, wonend te Leiden en Nicolaas Voet, wonend te Utrecht.